Gezocht: voedsel voor de toekomst

Wat ligt er in 2050 op ons bord?

Gezocht: voedsel voor de toekomst
Thibault Geerardyn © Karlijne Geudens

Welk voedsel ligt er in 2050 op ons bord? Hoe zorgen we ervoor dat, met een groeiende wereldbevolking, ons voedsel ook gezond is en duurzaam wordt gekweekt? De Noord-Zuidwerking van de Provincie Vlaams-Brabant schotelde deze vragen voor aan vier partners rond de tafel: Colruyt, Vredeseilanden/Rikolto, KULeuven en hogeschool UC Leuven-Limburg.

Met z’n vijven bundelden ze de krachten voor een experiment in ‘alternatieve ontwikkelingssamenwerking.’ Ze doopten het project Gezocht: Voedsel Voor de Toekomst.

De vijf partners hadden elk hun eigen expertise, en ook hun eigen motieven om mee in het project te stappen. Die motieven gaan van het uitdagen van de kenniseconomie door de provincie, tot duurzaam engagement, iets waar Colruyt Group al even mee bezig is via hun Collibri Foundation.

Het sluit aan bij de missie rond wereldwijde duurzame voeding en eerlijke handel van Vredeseilanden/Rikolto, en geeft KULeuven en hogeschool UC Leuven-Limburg (UCLL) een kader om via hun onderzoeksexpertise deel te nemen aan het maatschappelijke debat rond duurzame voeding. Studenten van de KULeuven en UCLL vormen de motor van het project.

Rond de tafel voor voedselvraagstukken

Gezocht: Voedsel Voor de Toekomst heeft als missie om het debat rond voedselvoorziening hoog op de agenda te zetten. Dat doen de partners door wetenschappers, mensen uit het bedrijfsleven, overheden, consumenten en maatschappelijke organisaties samen rond de tafel te brengen.

Tegelijkertijd wil dit project het debat voeden door samen met jongeren drie duurzame voedselketens op te zetten. Die ketens zijn een experiment in hoe zo’n duurzame keten tot stand komt, learning by doing (oftewel al doende leren) en zijn een veelzeggend voorbeeld dat inspireert.

Het product moet in het Zuiden een waardevolle toevoeging aan de economie zijn en ook bij ons tegemoetkomen aan een duidelijke marktvraag.

Een eerste stap in het driejarig traject van Gezocht: Voedsel Voor de Toekomst -het project loopt van 2016 tot einde 2018- was definiëren wat duurzaam voedsel is, en wat het niet is. De partners stelden een lijst samen met voedingsmiddelen die in aanmerking komen.

Dat gebeurde aan de hand van heel wat criteria. Het gaat om ontwikkelingshulp, dus moet het product logischerwijs uit het Zuiden komen. Het is voedzaam en gezond, brengt geen schade toe aan het milieu en moet klimaatbestendig zijn. Het product heeft het potentieel om economisch rendabel te zijn, mét marktconforme prijzen voor alle betrokkenen, het gaat met andere woorden om eerlijke handel.

Verder is het product ook in het Zuiden een waardevolle toevoeging aan de economie, en moet het product ook bij ons tegemoetkomen aan een duidelijke marktvraag. Binnen de productieketen is er tot slot ruimte voor innovatie, die kan plaatsvinden op verschillende locaties in de keten -van de productie tot transport, van energiegebruik tot verwerking en afvalbeheer.

Quinoa, peulvruchten en zeewier

Na onderzoek viel de keuze op het opzetten van drie voedselketens rond peulvruchten, quinoa en zeewier, respectievelijk gekweekt in Midden-Afrika, het Andesgebergte en Indonesië. De drie gewassen kregen het label toekomstproof om verschillende redenen.

Quinoa om te beginnen, doet het goed in verschillende klimaatcondities -het groeit bij temperaturen tussen -4 en 35 graden Celsius. Het voedselgewas heeft weinig bemesting en water nodig en gedijt ook op minder vruchtbare bodems, zoals op grote hoogtes. Bovendien heeft het een hoge voedingswaarde, met veel eiwitten, aminozuren, vezels en mineralen.

Zeewierkweek heeft het potentieel nieuwe kansen te bieden aan vissersgemeenschappen in Zuidoost-Azië die het vandaag vaak moeilijk hebben.

Een tweede plantensoort waar Gezocht: Voedsel Voor de Toekomst rond werkt zijn peulvruchten -onder andere bonen, linzen en kikkererwten. Die kunnen gedroogd worden en zijn daardoor lang houdbaar zonder hun hoge voedingswaarde te verliezen. Ze hebben relatief weinig bemesting nodig en doen het goed in droge gebieden, en hun productie is goedkoop, wat het gewas betaalbaar maakt.

Tenslotte koos het project voor een voedselketen rond rond zeewier. Studenten voedings- en dieetkunde aan de UCLL gingen al aan de slag met verschillende soorten zeewier. Ook de voedingswaarde van zeewier is erg hoog, het bevat veel eiwitten, vitaminen en ijzer en het kan op diverse manieren verwerkt worden.

Zeewier wordt al geruime tijd intensief gekweekt in Indonesië, maar meestal met achterhaalde technieken. Zeewierboeren behoren al te vaak tot het armste deel van de bevolking. Zeewierkweek heeft het potentieel nieuwe kansen te bieden aan vissersgemeenschappen in de regio die het vandaag vaak moeilijk hebben.

Cocreatie met jongeren

Naast de drie voedselketens, zet het initiatief ook in op de economische weerbaarheid van jongeren in het Zuiden. Daarvoor ontwikkelden ze een traject op dat jongeren ondersteunt om duurzaam te ondernemen, economisch, maar ook voor mens en natuur. Een cocreatietraject werd ontwikkeld, voor jongeren in de landen waar de producten vandaan komen. De cocreatietrajecten kunnen over het hele lokale voedselsysteem gaan, en gaan dus breder dan de drie voedselketens.

Naast de drie voedselketens, zet het initiatief ook in op de economische weerbaarheid van jongeren in het Zuiden

Ik ontmoet Thibault Geerardyn, een energieke jonge Bruggeling, in Leuven, in de kantoren van Vredeseilanden/Rikolto. Hij is net terug uit Tanzania, waar hij een eerste keer op verkenning is geweest voor zo’n cocreatietraject.

Over enkele dagen vertrekt hij daar opnieuw naartoe om samen met jongeren te werken aan innovatie rond voedsel. Ik serveer hem enkele vragen over zijn rol binnen Gezocht: Voedsel Voor de Toekomst.

Hoe kwam je bij Gezocht: Voedsel Voor de Toekomst terecht?

Thibault Geerardyn: Toen in het voorjaar van 2017 Vredeseilanden/Rikolto samen met Act4Change, een organisatie voor duurzame jongeren, hun vacature lanceerden voor coördinator van voedselinnovatieprojecten in het Zuiden, was dat voor mij de uitgelezen kans.

Ik was toen in Benin waar ik een stage deed bij de Collibri Foundation, in een project dat Werk in eigen streek heette. Die stage was in het kader van een opleiding die ik volgde, internationale ontwikkeling Noord-Zuid aan de UCLL. Ik was er aan de slag bij een lokale rijstcoöperatie in de Collines-regio, in centraal Benin. Zes maanden lang ondersteunde ik jonge boeren op een opleidingsboerderij, waar ze in samenwerking met lokale partners verder werden voorbereid om hun eigen zaak op te starten.

De stage was het sluitstuk van mijn opleiding. Op dat moment wist ik niet goed wat ik zou doen als ik terug was. De vacature voor cocreatie met jongeren rond duurzaam ondernemerschap leek me op het lijf geschreven. Dus ik solliciteerde vanuit een internetcafé in Glazoué. Tijdens de sollicitatie legde iedereen in het internetcafé alle activiteit stil, om ervoor te zorgen dat ik een enigszins stabiele verbinding zou hebben via Skype -weliswaar enkel met geluid. Dat lukte, en ik mocht beginnen.

Thibault Geerardyn © Karlijne Geudens

In Afrika zag je de verwoestende impact van klimaatverandering op de lokale landbouw.

Thibault Geerardyn: De effecten van klimaatverandering zijn in centraal Afrika inderdaad veel beter voelbaar dan hier. In Benin heb ik echt ondervonden voor welke serieuze uitdagingen de klimaatverandering ons globale voedselsysteem stelt. Ik bezocht er een ervaren boer die al drie jaar niets meer had kunnen oogsten op zijn dorre rijstveld.

‘Vroeger viel de regen op een min of meer voorspelbare manier, maar de laatste jaren was die neerslag onvoorspelbaar geworden’

Vroeger viel de regen op een min of meer voorspelbare manier, maar de laatste jaren was die neerslag onvoorspelbaar geworden.

Op de plek waar ik woonde, in Glazoué, verbouwde mijn buurman maïs rond zijn woning. Die plant je wanneer het een klein beetje regent. Daarna valt er normaal gezien voldoende neerslag om de kleine scheutjes te doen opschieten. Dit jaar niet, het was een ramp voor hem en zijn gezin, want hun voedselzekerheid kwam in gevaar en hij moest die hele investering opnieuw maken.

Het werd me elke dag duidelijker welke verwoestende impact de klimaatverandering had op de natuur, en op het dagelijks leven van de inwoners van Benin.

En hoe kunnen jongeren daar een antwoord op bieden?

Thibault Geerardyn: In Benin zag ik ook sommige mensen die het wél goed deden. Op het strand, in een regio met een hoge jeugdwerkloosheid zag ik een man noten, komkommers, wortelen en sla kweken samen met jongeren uit de buurt. Wat hij deed was hoopvol en innovatief en broodnodig, want hij gaf die jongeren een perspectief.

Jongeren zijn een vat vol potentieel dat we moeten ontsluiten. Vaak worden ondernemende jongeren gedreven door bepaalde ecologische en sociale waarden, die cruciaal zijn voor een duurzaam voedselsysteem. Ook zijn het de jongeren die binnenkort de economie gaan vormgeven.

Hoe ziet het traject in Tanzania eruit?

Thibault Geerardyn: Ons doel is te inspireren en sociaal ondernemerschap aan te wakkeren. Dat doen we door cocreatie te stimuleren, dat is een samenwerking waarbij alle deelnemers invloed hebben op het proces. In een cocreatieproject staan dialoog, enthousiasme, daadkracht en focus op resultaat centraal.

‘We dagen jongeren uit om met oplossingen te komen, van verpakkings- en transportverbeteringen tot innovaties in productie- en verwerkingsmethoden’

We dagen jongeren uit om met oplossingen te komen. Die oplossingen kunnen heel breed gaan, van verpakkings- en transportverbeteringen tot innovaties in productie- en verwerkingsmethoden. Zolang het maar de duurzaamheid bevordert, ecologisch, sociaal en economisch.

In september vertrok ik voor een maand naar Tanzania voor veldonderzoek. Ik ging er praten met verschillende lokale organisaties, om te kijken of we samen iets konden opzetten rond voedselinnovatie. Na een moeizame start ontmoette ik de mensen van GECOSO, een lokaal bedrijf dat met biologische streekproducten werkt.

Het klikte goed tussen ons, en het project kwam al snel in een stroomversnelling terecht. We stelden samen een programma op van vier weken, dat tegelijkertijd in twee regiohoofdsteden zou lopen, in Arusha, een stad in een bergachtige regio in het noorden, en in Mwanza aan het Victoriameer.

Je werkt daarbij volgens een spelmethode?

Thibault Geerardyn: Inderdaad. Een belangrijke inspiratie is het CEAL-programma, een procesmodel dat jongeren aanzet om te leren door samen dingen te verwezenlijken. In ons land werkt Act4Change er intensief mee. CEAL doet twee dingen: gemeenschappen versterken en tools bieden om sociaal ondernemen te ondersteunen.

‘Wanneer mensen zien dat ze samen hun gemeenschappelijke droom hebben verwezenlijkt, en daarbij als gemeenschap sterker zijn geworden, is het spel voltooid’

Eén van de tools van CEAL is de zogenaamde oasis game, een spel dat je met zo’n 20 à 30 personen speelt, in het teken van een gemeenschappelijke droom.

Het doel is samen een wijk of oasis te betrekken op een interactieve, laagdrempelige en speelse manier, met andere woorden door middel van een game. Wanneer mensen zien dat ze samen hun gemeenschappelijke droom hebben verwezenlijkt, en daarbij als gemeenschap sterker zijn geworden, is het spel voltooid.

Ik stelde de oasis game voor aan de lokale partners, en we discussieerden over wat er nu in de context van Tanzania belangrijk was. Het is gebleken dat de brainstormfase uit het spel erg relevant is in hun context. Hoewel die gedeelde, duurzame dromen van een groep zeker een rol spelen, is ons doel toch boven alles om het ondernemerschap bij jongeren te ondersteunen.

Thibault Geerardyn © Karlijne Geudens

Dat klinkt allemaal best experimenteel. Hoe slaag je erin jongeren warm te maken voor het programma?

Thibault Geerardyn: Samen met de mensen van GECOSO bezocht ik studenten in allerlei disciplines - boekhouding, business development, landbouw - en vertelden hen over het project. We peilden ook naar wat ze precies wilden bijleren. Studenten konden zich bij ons kandidaat stellen om deel te nemen aan de workshop. Het werd gelukkig een succes. Zo’n honderd mensen schreven zich in voor het programma. Daaruit selecteerden we twee groepen van telkens 25 deelnemers, één groep per stad.

‘Na afloop van het project hopen we een netwerk van jongeren uit te bouwen, die onderling ervaringen kunnen uitwisselen’

De eerste workshop start half november, en na vier weken zouden de deelnemers een innovatie op gebied van voedsel ontwikkeld hebben. Wanneer die innovatie er is, creëren we er visibiliteit rond, via evenementen. We mikken op een domino-effect waarbij we anderen inspireren zelf ook te beginnen innoveren.

Een soortgelijk traject gaan we ook in Indonesië, Peru en België opzetten. In de verschillende regio’s zullen de trajecten er wel anders uitzien, afhankelijk van de lokale noden. In Peru is de brainstormfase cultureel al veel meer ingebed, en gaan we ons bijvoorbeeld eerder concentreren op de daadwerkelijke ondersteuning van jonge ondernemers.

Na afloop van het project hopen we een netwerk van jongeren uit te bouwen, die onderling ervaringen kunnen uitwisselen. Precies die verschillen in noden en behoeften zijn interessant in het netwerk, zo kunnen de groepen uit verschillende culturen van elkaar bijleren.

Ook in België werkt Gezocht: Voedsel Voor de Toekomst intensief samen met jongeren. Heb je het idee dat jongeren een andere houding hebben dan volwassenen als het over duurzaamheid gaat?

Thibault Geerardyn: Dat zou kunnen kloppen, ik zie in mijn omgeving alvast heel wat hoopvolle tekenen. Mensen willen steeds vaker het verhaal kennen van het voedsel dat ze eten. Of ze proberen lokaal te eten en kiezen uit milieuoverwegingen voor korte productieketens. Ik heb het gevoel dat, als het op duurzaamheid aankomt, onze generatie een belangrijke stap verder durft te gaan dan de vorige generaties.

‘Door de groeiende stroom aan informatie wordt het moeilijker om weg te kijken’

Misschien zijn we daarin anders dat omdat velen van ons nooit iets tekort hebben gehad. Of omdat we zijn opgegroeid in een periode waarin haast alles kon. Misschien heeft dat ons de ruimte gegeven om anders na te denken over onze leefwereld.

We beschikken over en groeiende stroom aan informatie, zodat het moeilijker wordt om weg te kijken. Mijn ervaring in Benin heeft me bijvoorbeeld geholpen om een globaal inzicht te krijgen in voedselketens. Ik begrijp nu beter hoe mijn voedsel op mijn bord terechtkomt, en wat er anders kan in dat hele proces. Dat maakt het voor mij echt moeilijk om voedsel te kopen waarvan ik weet dat het niet in juiste omstandigheden werd geproduceerd.”

Misschien komt het ook doordat onze generatie steeds vaker de grenzen van onze aarde voelt. Door mijn uitwisselingservaring ervaarde ik concreet dat we in een gesloten ecosysteem leven. De toenemende droogtes in het Zuiden hebben onvermijdelijk ook een impact op onze voeding.

Broodje zeewier

Einde 2018 loopt Gezocht: Voedsel Voor de Toekomst af. Tegen dan zullen de eerste resultaten zichtbaar zijn, de innovaties die de jongeren in Peru, Tanzania en Indonesië, maakten als antwoord op een globaal voedselvraagstuk, waarvan ze denken dat ze in 2050 nog waardevol zullen zijn. Vanuit hun eigen, lokale context zullen tientallen jongeren bijgedragen hebben aan een gemeenschappelijk doel: eerlijk voedsel voor iedereen. Het is een razend interessant debat én een heerlijk experiment.

Ik ben alvast reuze benieuwd naar wat er in 2050 op mijn bord ligt. En of we dan gezonder zullen leven dan vandaag, zelfs in ongetwijfeld veranderde klimaatomstandigheden. Een broodje zeewier, iemand?