Zesde uitstervingsgolf ernstiger dan gedacht: hele geslachten verdwijnen in razendsnel tempo
Niet alleen alleen individuele diersoorten verdwijnen aan alarmerend tempo, waarschuwt nieuw onderzoek: ook geslachten - hele groepen van verwante soorten - verdwijnen steeds vaker. De gevolgen voor de biodiversiteit en voor de mens kunnen groot zijn.
De passagiersduif, de Tasmaanse tijger of de Yangtze-rivierdolfijn: ze behoren tot de bekendste recente slachtoffers van wat wetenschappers de “zesde massale uitsterving” noemen.
Tot nog toe ging de publieke en wetenschappelijke belangstelling vooral naar de verdwijning van individuele soorten. Maar een analyse onder leiding van de universiteit van Stanford toont dat er nog meer aan de hand is: elk van de bovenstaande soorten was ook het laatste lid van zijn geslacht, de hogere categorie waarin taxonomen verwante soorten indelen. En ze zijn niet alleen.
De wetenschappers van Stanford en hun Mexicaanse collega’s onderzochten informatie over 5400 geslachten van gewervelde dieren, goed voor in totaal 34.600 soorten. Daaruit blijkt dat 73 geslachten van landsoorten al zijn verdwenen sinds 1500. Vooral vogels hebben het zwaar, met 44 geslachten, gevolgd door zoogdieren, amfibieën en reptielen.
Terughoudend
Daarmee ligt het tempo 35 keer hoger dan het historische gemiddelde, zeggen de onderzoekers. Zonder menselijke invloed zou de aarde dus maar twee geslachten hebben verloren. Of andersom: in 500 jaar heeft de mens 44 geslachten doen uitsterven, een proces dat normaal 18.000 jaar zou duren. De wetenschappers spreken van een “biologische vernietiging”.
“Als wetenschappers moeten we oppassen dat we niet alarmerend zijn”, zegt Gerardo Ceballos, hoogleraar aan de Nationale Universiteit van Mexico. “Maar de ernst van het onderzoek vraagt om krachtig taalgebruik. Het zou onethisch zijn om de omvang van het probleem niet uit te leggen, omdat wij en andere wetenschappers echt gealarmeerd zijn.”
Ingrijpende gevolgen
Wanneer een individuele soort uitsterft, kunnen andere soorten in hetzelfde geslacht vaak een deel van de rol in het ecosysteem vervullen. En omdat deze soorten een groot deel van het genetische materiaal van hun uitgestorven neef in zich dragen, behouden ze ook veel van zijn evolutionaire potentieel.
De wetenschappers vergelijken het met een boom: als een enkele twijg afbreekt, kunnen nabijgelegen twijgen zich relatief snel vertakken, waardoor het gat snel wordt opgevuld. Maar als hele takken van de boom afvallen, ontstaat er een enorm gat in het bladerdak.
Als een geslacht wegvalt, kan het tientallen miljoenen jaren duren voor het verlies van biodiversiteit weer wordt gecompenseerd. De mensheid kan niet zo lang wachten, zegt Ceballos, omdat de stabiliteit van onze beschaving sterk afhangt van de diensten die de biodiversiteit biedt.
Ziekte van Lyme
Neem bijvoorbeeld de opmars van de ziekte van Lyme in de VS. Witvoetmuizen, de belangrijkste dragers van de ziekte, kregen vroeger concurrentie van trekduiven om voedsel, zoals eikels. Nu die duiven verdwenen zijn en roofdieren in aantal afnemen, zijn de muizenpopulaties explosief gegroeid – en daarmee ook de menselijke gevallen van de ziekte van Lyme.
En met de geslachten verdwijnt ook heel wat kennis en potentiële wetenschap. De maagbroedende kikker is zo’n voorbeeld. De vrouwtjes van de soorten slikten hun eigen bevruchte eieren in, ze broedden ze in de maag uit en konden hun maagzuur daarvoor tijdelijk 'uitschakelen'. Die kikker had mogelijk kunnen bijdragen aan een remedie tegen aandoeningen bij de mens, zoals zure reflux, maar het geslacht is verdwenen.
Snel ingrijpen
Om verdere uitstervingen te voorkomen, pleiten de wetenschappers voor “onmiddellijke politieke, economische en sociale actie op ongekende schaal.”
Daarbij moet volgens hen voorrang gegeven worden aan de tropen, omdat daar de hoogste concentratie is van geslachten met nog maar één overgebleven soort. En vooral: de mensheid moet zich veel meer bewust worden van de teloorgang van biodiversiteit en de eigen rol daarin.
“De omvang en groei van de menselijke bevolking, de toenemende schaal van onze consumptie en het feit dat die consumptie zeer ongelijkmatig is: het zijn allemaal belangrijke factoren in dit probleem”, stellen de auteurs. “Het idee dat je zo verder kunt doen en tegelijk de biodiversiteit kunt redden, is krankzinnig. Het is alsof je op een tak zit en hem tegelijkertijd afzaagt.”
Bron: IPS