Welke toekomst voor “onze” boeren?
Boeren zijn geen knuffelbeertjes. Mike van Acoleyen pleit voor een nuchtere behandeling van de landbouw.
De CD&V verzet zich met hand en tand tegen het stikstofakkoord. “Want onze jonge boeren hebben een toekomst nodig”. In die uitspraak vallen me een aantal dingen op.
Ten eerste het knuffelgehalte van ‘onze’ boeren. We spreken toch ook niet over onze oppervlaktebehandelaars, onze toeristische industrie, onze vrachtwagenchauffeurs, onze logistieke medewerkers. Voor andere sectoren is er een meer nuchtere benadering, maar boeren zijn knuffelbeertjes. Laat ons liever de landbouw zien zoals die is, een economische sector. Al de bucolische romantiek die errond hangt mag geschrapt worden. Die hebben de boeren zelf geschrapt. Vroeger was boeren een manier van leven, voor een meerderheid van de Belgen. Vandaag, met alle schaalvergroting en professionalisering, is een agrarisch bedrijf een industrie, vaak een filiaal van de voedingsmiddelenindustrie.
Ten tweede die ‘jonge’ boeren. Ik begrijp het onderscheid niet goed, tenzij men ermee wil zeggen dat de jonge boeren dezelfde kansen moeten krijgen als de oudere generatie. Dan zouden de jonge aannemers ook evenveel recht moeten hebben om met asbest te werken als de oudere vroeger hadden. De jonge tabaksverkopers moeten evenveel reclame kunnen maken als de oudere vroeger konden. De jonge landeigenaars moeten evenveel recht hebben om bos te kappen en er villa’s te zetten als de oudere vroeger deden. De tijden evolueren, we leren uit de vergissingen van het verleden, en dat is maar goed ook. Een jonge boer moet dus ook anders boeren dan de generatie ervoor, want we zijn ons veel meer bewust van de gevaren.
Ten slotte moeten ze ‘een toekomst’ krijgen. Dat lijkt me logisch, maar hebben we niet allemaal recht op een toekomst? Een gezonde toekomst liefst, op een leefbare planeet. En waarom zou een duurzame toekomst géén toekomst zijn voor de boeren? Het klinkt alsof een toekomst hier betekent evenveel geld verdienen op dezelfde wijze als voorheen. Terwijl de toekomst veel breder en rijker kan zijn dan een status quo.
Impact van de landbouwsector
Ik probeer even de impact van de landbouwsector in kaart te brengen. Stikstof verwijst rechtstreeks naar de problematiek van de overbemesting. Er wordt meer mest op de akkers gegooid dan de gewassen kunnen verwerken, doordat er te veel dieren zijn. Eigenlijk is dat een vorm van sluikstorten. Er is ook een probleem met waterhuishouding, grachten die gedempt of ingebuisd zijn om de akkers groot genoeg te maken voor de machines. En daardoor ontstaan er overstromingen verderop. De kwaliteit van dat water lijdt intussen onder het gebruik van verdelgingsmiddelen, die de biodiversiteit vernietigen. Boeren gebruiken nog steeds, en met veel ijver, round-up en andere kankerverwekkende middelen. De leeuweriken zijn allang weg, de kieviten zullen snel volgen… Dierenwelzijn is geen milieukwestie, maar wel een ethische vraag in de landbouw. De stallen voor varkens, kalveren en kippen zijn een gruwel. De dieren leiden er een kort en bijzonder onaangenaam leven, helemaal in tegenstrijd met hun natuur.
Economisch zijn ook vele bedrijven ingesteld op export. Ze produceren bijzonder veel meer dan in ons land kan opgegeten worden, waardoor er absurde milieu-impact ontstaat om varkens naar China of serretomaten naar het zonnige zuid Europa te vervoeren. De serres hebben lak aan de seizoenen en slurpen massaal energie terwijl ze de sterrenhemel verblinden om toch maar tomaten en aardbeien te hebben met kerstdag. En tenslotte zijn er de ruimtelijke problemen. De akkers moeten groot worden, aangepast aan het zware materiaal dat er op diesel over rondrijdt. Kleine landschapselementen, hagen, taluds, bermen, trage wegen, bomen, grachten… alles moet baan maken voor de grote monoculturen van bijvoorbeeld mais, een plant die geliefd is omdat je er massa’s mest aan kwijt kan. Boeren vechten tegen natuur, om het landbouwareaal te behouden, maar ze zijn wél maar wat blij als ze één van hun akkers kunnen verkavelen tot een nieuwe woonwijk.
We moeten het durven zeggen: de landbouw is een sector met meervoudige en zware maatschappelijke problemen. Vermesting, vergiftiging, verdroging, overstromingen, natuurvernietiging, dierenleed, vernietiging van landschap en erfgoed... Laat ons een koe een koe noemen.
Mijn excuses voor wie ik met deze opsomming geschoffeerd heb. Maar we moeten het durven zeggen: de landbouw is een sector met meervoudige en zware maatschappelijke problemen. Vermesting, vergiftiging, verdroging, overstromingen, natuurvernietiging, dierenleed, vernietiging van landschap en erfgoed... Laat ons een koe een koe noemen. De landbouw is een productiemachine geworden dat maximaal winst, geld, wil puren uit het maximaal uitpersen van de natuurlijke hulpbronnen.
Ja, maar kijk eens voorbij de SUV’s waarmee sommige boeren rondrijden, zegt men mij. Er zijn veel boeren die zwarte sneeuw zien, ook financieel. Dat klopt absoluut. Vooral die boeren die zich hebben laten strikken door de Boerenbond en haar industrieel complex, en met handen en voeten gebonden zijn aan te grote leningen voor een te grote bedrijfsgroei. De fout ligt daar zeker en vast bij de Boerenbond, maar ook bij de boeren die ermee ingestapt zijn. Verleid door luchtspiegelingen van massale productietoenames en rijke financiële oogsten betalen ze nu vaak het gelag.
De nieuwe mijnwerkers
En toch heb ik sympathie voor de boeren. Een sympathie die van eenzelfde orde is als mijn respect voor de mijnwerkers. Mensen die hard labeuren ondergronds, met alle gevaren van dien, om steenkool boven te halen. Uiteraard ben ik een rationeel denkend mens en vind ik het verschrikkelijk om steenkool te verbranden. Veruit de vuilste brandstof denkbaar, een catastrofe voor het klimaat. Maar daar kunnen de mijnwerkers niet aan doen. Het zijn de mijnbouwexploitanten die eerst onwetend waren, en nadien bewust de andere kant opkeken.
Eenzelfde respect heb ik voor de vissers. Mensen die hard labeuren op volle zee, met alle gevaren van dien, om ons verse vis te brengen. Uiteraard is het verschrikkelijk dat de zeeën leeggevist worden, dat de kabeljauw op het randje van uitsterven stond, dat de sleepnetten hele ecosystemen van de zeebodem schrapen. De visserij is mee de oorzaak van het grote uitsterven op zee. Maar daar kunnen de vissers niet aan doen. Al lijden ook zij aan eenzelfde probleem van schaalvergroten en over-investeren in steeds krachtiger schepen. De mijnwerkers hebben geen toekomst, tenzij in een conversie naar een niet vervuilende sector. De vissers hebben wél een toekomst, als ze overschakelen naar duurzame vismethoden. Laat die zeetong maar op mijn bord terechtkomen, als ik weet dat ze met respect voor de zee en de vispopulaties gevangen is.
En ook de boeren gun ik een mooie toekomst. Hun beroep heeft een te rijke geschiedenis en te veel kansen om verloren te laten gaan.
Blik achteruit en vooruit
Wat ik de boeren wens, is een blik vooruit en een blik achteruit. De blik op vorige generaties, onze grootouders en wie hen voorging, leert veel. Het is perfect mogelijk om puur met paardenkracht, zonder pesticiden, op kleinere akkers en met kleinere kuddes, en in harmonie met het landschap het gehéle land aan voedsel te helpen en er nog goed van te leven ook. Vroeger kon dat, dus er is geen enkele logische reden om te beweren dat dit niet kan. De boeren van vandaag hebben dringend nood aan de natuurkennis en de wijsheid van de boeren van vroeger. Groeien is niet nodig, evenwicht wel.
Natuurherstel staat gelijk met landbouwherstel. Er zijn voldoende biologische technieken om voor een evenwichtige, rendabele landbouw te zorgen.
Maar doen alsof de moderne tijd niet bestaat, dat is ook wat vreemd. Dus moet de blik ook vooruit gericht worden. De sector moet dringend gesaneerd.
Natuurherstel staat gelijk met landbouwherstel. Er zijn voldoende biologische technieken om voor een evenwichtige, rendabele landbouw te zorgen. Bio-landbouw, agro-forestry en voedselbossen, korte keten afzetmarkten, coöperatieve modellen en andere voorlopers.
Mijn voorstel
Ik stem echter voor een alomvattend landbouwbeleid, dat gebaseerd is op volgende regels:
Stel de productie af op de lokale Belgische consumptie. Belast onze eigen open ruimte niet met te zware technieken of met megastallen om China van varkensvlees en de rest van de wereld van melk te voorzien. Ons land is te klein en te druk voor een roeping als voedselexporteur.
Pas de gebruikte technische middelen aan de maat van de akkers en het landschap aan. Pas nooit omgekeerd de akkers en het landschap aan de maat van te grote landbouwmachines aan. Herstel het landschap. Deel te grote en te kale akkers terug op in kleinere percelen. Behoud en herstel alle kleine landschapselementen; hagen, taluds, bermen, bomen, trage wegen, greppels en poelen.
Zie de natuur nooit als een vijand of een concurrent. Herstel de natuur waar mogelijk. Geef ze de ruimte. Want in ruil geeft de natuur de productiemiddelen die je als boer nodig hebt. Blijf boer, je moet geen natuurbeheerder worden, maar sta nooit de natuur in de weg. Breng ze geen schade toe.
Beschouw de landbouwdieren als je collega’s. Behandel ze met respect en overeenkomstig hun eigen aard. Sluit ze niet op in te kleine ruimtes, gun ze de zon en de buitenlucht. Zorg dat ze hun sociale contacten kunnen ontwikkelen in groepen waar ze van nature voor bestemd zijn. Geef ze liefde en een naam. Laat ze nooit lijden. Pak een koe haar kalf niet af want ook een koe kent moederliefde. Laat kippen scharrelen dus geef ze een bos, geef de varkens een modderpoel en ruimte om met de neus in de grond te zitten. Behandel varkens, die immers even slim zijn, als je labrador: geef ze ruimte, veiligheid, genegenheid, aandacht, uitdaging en een fijne leefomgeving.
Kweek mee met de seizoenen. Forceer nooit gewassen om vrucht te vormen buiten hun eigen tijd van het jaar. Verwarm nooit serres, vermijd serres liever helemaal. Ga niet in op onzinnige vragen van consumenten of van voedingsindustrie en distributie. Kweek alleen maar gewassen die geschikt zijn voor een Belgisch klimaat.
Mest alleen maar op maat van de behoefde van de planten. Gebruik daartoe alleen maar mest van eigen bodem en vermijd kunstmeststoffen of ingevoerde nutriënten. Plant nooit mais aan alleen maar met de bedoeling zo veel mogelijk varkensmest op eigen veld kwijt te geraken. De wetgever moet overbemesting zien als een manier om zich van iets te ontdoen, met andere woorden afvalverwijdering en sluikstorten, met bijbehorende boetes.
Gebruik nooit of te nimmer vergif, ongeacht of het biocides, pesticides, bodemvergassing, plantenbeschermingsmiddelen of wat dan ook genoemd wordt. Ook ongeacht of het spul biodegradeerbaar, selectief of wat dan ook is. Vergif hoort nooit thuis in het boerenbedrijf. Er bestaan immers voor alles goede alternatieven, en we deden al meer dan achtduizend jaar aan landbouw zonder vergif.
Herstructureer de markt, zorg ervoor dat kleine boeren, in harmonie met hun omgeving, een goed inkomen hebben. Haal het geld daarvoor bij agrarische industrie die schade veroorzaakt aan de omgeving.
En zo wordt de boeren effectief een toekomst geboden. Een toekomst waarin ze een deel van de oplossing zijn en niet van het probleem. Een toekomst zonder kopzorgen en stress. Een toekomst waarin we ze weer als “onze” boeren aan het hart kunnen sluiten. En ja, het hele land zal nog stééds van voedsel voorzien worden, in elk seizoen. Leefbare landbouw, levende landbouw.
Elegie voor de boeren van vroeger
Het hele land gevoed van eigen veld
de boer, zijn paard, zijn ploeg en zijn geduld.
Vandaag de mais, de tractor en het geld:
de export bloeit, het kapitaal verguldt.
De akker wordt met zwaar gerief gekweld
de stal in leed en duisternis gehuld
Het erf tot agristiek fabriek verveld
de mestcontainer tot de rand gevuld.
Maar waar is toch de boer naartoe gegaan?
Zijn kennis en zijn liefde voor het vak?
En waar komt roundup in de grond vandaan?
De boer die zwijgt, de boerenbond verbrak
het oud verbond. De kas tikt stevig aan.
Kom geef je oogst, die ‘k in plastiek verpak.
Sonnet, juli 2023
Mike Van Acoleyen