Waarom we een andere bosbouw nodig hebben
Crisis in de Franse wingewesten.
Het gaat goed met de Franse bomen. Nadat het platteland in de 19de eeuw vrijwel kaalgekapt werd, is een derde van het land nu alweer bebost. De druk van de mens op de bossen lijkt minder groot dan pakweg honderd jaar geleden. Toch is het niet al hout wat er blinkt.
Wie tijdens een hittegolf door het land fietst heeft vermoedelijk meer oog voor bomen dan wie er met een door airco gekoelde auto passeert. Ik ben Frankrijk binnengereden via de Maasvallei. Dit oude industriële bassin is nog vrij bebost, maar als ik een dag later de vlakke Champagnestreek bereik worden de velden groter, en de bomen schaarser. Koeien dolen bij 37° door de verdorde weiden, radeloos op zoek naar verfrissing. Boeren voeren het wintervoer nu al aan. De dorpen liggen te braden in een doodse stilte, luiken zijn gesloten. Zelfs wie nog er leeft, houdt zich voor dood.
Hoe de boer de boom verbande
Vroeg in de ochtend tref ik Jean Marie aan op zo’n geroosterde weide. Hij is een boer op rust – maar boeren rusten nooit – die even komt kijken hoe het met zijn koeien gesteld is. Wanneer ik hem vraag of het normaal is dat de velden zo gelig bruin zijn antwoordt hij me dat de situatie infernale is. En helemaal niet normaal. Voor het derde jaar op rij regent het niet sinds maart.
Jean Marie heeft er geen goed oog in. Maar hij relativeert meteen ook mijn suggestie dat het klimaat wijzigt door ons eigen toedoen. ‘Het was in 1959 minstens even warm en droog.’ Het hydrologisch bulletin van Frankrijk spreekt van een deficit van 70%. De toekomstscenario’s gaan er van uit dat dit soort hete, regenloze zomers voor continentaal Europa de norm zullen worden.
Het meest dierbare goed voor wie in deze hitte buiten fietst, is schaduw. In de lommer is het nog enigszins dragelijk, en ik pas mijn route zo aan dat ik af en toe een bos doorkruis, of minstens een beschaduwde wegkant tref.
Met het oog op wat ons – klimatologisch – te wachten staat, kunnen weiden maar beter boomrijker worden ingericht.
Maar bomen worden – zeker langs wegen en perceelranden – steeds zeldzamer in deze noordelijke departementen waar grote akkers en weiden het landschap domineren. De naoorlogse Europese landbouwhervorming heeft een diepgaande invloed gehad op de inrichting van de percelen. Bomen, en hagen, zijn daar ook in Frankrijk niet zo goed vanaf gekomen.
Het is me tijdens de honderden kilometers die ik over het platteland fietste nochtans opgevallen dat de uitdroging minder snel gaat op plaatsen waar bomen staan. In deze grote hitte zijn weiden met bomen op er beter aan toe. In de buurt van bomen is meer schaduw, dus meer koelte, en ondergronds wordt water beter opgeslagen, wat de levensvatbaarheid van de begroeiing op de bodem vergroot.
Koeien troepen samen onder bomen omdat de hitte daar draaglijk is. Zo vermijden ze thermische stress, die leidt tot een verminderde weerstand (en melkproductie).
Bomen breken bovendien de uitdrogende wind. En die zal ook steeds sterker gaan waaien de komende decennia. Met het oog op wat ons – klimatologisch – te wachten staat, kunnen weiden maar beter boomrijker worden ingericht.
Maar dit gaat vaak nog in tegen de lokale boerenlogica. Boeren kun je beter zonder bomen. Daarvan waren de bedenkers van de naoorlogse landbouw overtuigd toen die werd opgeschaald midden vorige eeuw.
Ruilverkavelingen leidden tot een hertekening van het landschap, waarin voor bomen steeds minder plaats was. Bomen en hagen werden voor de landbouw niet echt als nuttig of productief gezien. Ze waren een rendementverlagend element. En ook hagen horen niet thuis in moderne landbouw, deed men de boer denken. Houtkanten zijn sta-in-de-wegs van de vooruitgang en van de steeds grotere landbouwmachines.
Het bocagelandschap van kleine percelen, afgezoomd met heggen, struiken en bomen is grotendeels verdwenen. In heel Frankrijk verdween (sinds de negentiende eeuw) zo’n 70% van de hagen, dat is 1,5 miljoen kilometer. Een haag die 235 keer de de aarde omspant. Het netwerk van bocages dat ooit van de Atlantische oceaan, tot hier in de Bourbonnais liep, werd zo grotendeels verwoest. De Fransen hebben er zelfs een woord voor: débocagisation. Ontbehagen. Ook nu gaat het nog bergaf met hagen en bomen aan de perceelranden, aan zes procent per jaar.
En zo verbande de boer boom en struik naar het bos. Met dank ook aan de onderhoudsvrije prikkeldraad.
‘Waarom zouden boeren ook nog belang hechten aan die hagen? Hun beroep is in deze koeienstreek gereduceerd tot het aanvoeren van vlees.’
Bomen en houtkanten zijn cruciale biotopen voor vogels en insecten. Tot ze worden mismeesterd. Op een dag meet ik in Versauges samen met Chantal, de onderwijzeres die me onderdak had aangeboden, de schade op nadat de plaatselijke boer de hagen heeft aangepakt die de weiden omzomen recht over haar huis. De struiken zijn zo toegetakeld dat er geen blad meer opstaat.
‘Voor deze houtkant is de zomer voorbij. Geen vogel die zich hier nog kan verschansen. Er gaat soms een zekere agressie uit van onkunde en desinteresse’, zegt de vogelliefhebster woedend. ‘Maar waarom zouden boeren ook nog belang hechten aan die hagen? Hun beroep is in deze koeienstreek gereduceerd tot het aanvoeren van vlees. Veel veeboeren zijn kwekers van biefstukken geworden.’ Hagen zullen hen worst wezen.
Onverstandig, want ze verbinden de verschillende stukjes natuur die er (nog) zijn. Ze zullen een grote rol spelen in het herstel van de Franse, en Europese, biodiversiteit omdat ze corridors vormen tussen de versnipperde habitats. Dat die serieus bedreigd is, werd zopas nog maar eens onderstreept in het rapport van het Europees milieuagentschap. Het rapport wijst er trouwens ook op dat precies de gangbare land- en bosbouw de grootste druk vormt op de natuur.
Maar hoe breng je de boeren daar aan het verstand dat hagen wel degelijk nuttig zijn? Het zou kunnen helpen om in de landbouwopleidingen het belang ervan te onderstrepen, en agro-bosbouw op te nemen in het curriculum. Dat gebeurt aldus de minister van landbouw wel, zij het traag maar zeker. In bijna de helft van de landbouwopleidingen wordt ‘iets’ gedaan rond agro-bosbouw.
En daar ligt voor een deel de oplossing. De herwaardering van hagen en bomen kan ook pas gebeuren als de landbouwer een iets bredere kijk krijgt op zijn eigen activiteiten, en ze terug als onderdeel gaat zien van een waardevol ecologisch proces. Er zijn uiteraard wel boeren die het zo aanpakken, maar die vormen voorlopig een zonderlinge minderheid.
Het doorgedreven productivisme heeft sommige bewoners grondig vervreemd van een aantal fundamentele ecologische wetten en grenzen.
Boeren zullen nochtans een grote rol spelen in de herwaardering van bomen en bocages. En dat zou ook de waardering voor de boer zélf kunnen opkrikken. Want de reputatie van de boer keldert en agri-bashing weegt op de Franse (gangbare) landbouw. Die wordt steeds vaker bekritiseerd precies omdat hun praktijken worden beschouwd als vervuilend, ongezond en onduurzaam.
Ook de teloorgang van bomen en hagen wordt hen in de schoenen geschoven. Driekwart van de Franse boeren voelde zich bekritiseerd het afgelopen jaar, voor een derde van hen ondermijnt dat hun motivatie om verder te doen. En dan hebben we het nog niet over de lamentabele prijzen die ze meestal ontvangen voor hun producten.
Het Franse platteland is soms een wingewest. Vrachtwagens zijn overal druk bezig met het afvoeren van ruwe grondstoffen: vlees, graan, stenen, hout… het wordt allemaal meegenomen om ‘ergens’ te worden getransformeerd en de rest van het land te bevoorraden. Zelfs de wind, in de vorm van elektriciteit, verdwijnt hier naar andere landsdelen.
Maar het wingewest kampt met een probleem. Het doorgedreven productivisme heeft sommige bewoners grondig vervreemd van een aantal fundamentele ecologische wetten en grenzen. Dat je bomen wél nodig hebt bijvoorbeeld. Liefst in bosvorm.
Het bomenoogstseizoen is begonnen
Het lijkt vandaag de dag beter te gaan met de Franse bossen. In kwantitatief opzicht is dat zeker zo. De laatste honderd jaar is er steeds meer bos bijgekomen. Het Franse grondgebied bestaat nu voor 32 procent uit bos. Daarover wordt vaak trots gecommuniceerd via de Franse media. Maar niet alle bossen hebben dezelfde (ecologische) waarde.
Bovendien duurt het wel honderd jaar tot een nieuw bos zich tot een volwaardig ecosysteem ontwikkelt. Als het al zover komt, want een groot deel van die nieuwe bossen zijn plantages. Die zijn niet voorzien op het vervullen van ecologische functies, maar op de economische waarde van de bomen die als biomassa of constructiehout zullen eindigen.
Er staan weer meer bomen, dat klopt, maar in de contreien die ik hier bezoek zijn het veel schrale sparren, schier waardeloos in ecologisch opzicht. 80% van de Franse plantages bestaan uit naaldbomen.
Bomen worden geoogst, zoals boeren graan oogsten.
Die vind je in schaarsbevolkte streken zoals de Morvan, de Forez, de Landes of het plateau des Millevaches en zijn in feite industriële plantages, monoculturen van naaldbomen, wingewesten voor hout waarvan paletten, meubels en schrijnwerk wordt gemaakt.
De bejubelde herbebossing is – in het geval van plantages – meteen dus ook te begrijpen als een herformattering van veel Franse bossen op maat van machines en op het ritme van de kapcyclus. De groei van de Franse wouden moet dus genuanceerd worden. Of gecontesteerd.
De neoruralen roeren zich
In Saint-Agnan, in de Morvan, tref ik op een afgelegen plek Loïc die een heel klein deeltje van het bos tracht te herstellen. Vijf jaar geleden kocht hij dit verwaarloosde stukje land en herschiep hij de wildernis in een plaats om te wonen. Dat doet hij in een yoert, samen met Alba.
Ze zijn beiden bioloog en leven op een eenvoudige manier in de natuur. Door zich hier te vestigen zullen ze weinig veranderen aan de verdere intensivering van de bosbouw maar zitten ze wél op de eerste rij. Van waarop ze zich kritisch uitlaten over de richting die het nu uitgaat.
‘Bijna de helft van de bossen zijn hier naaldbomen, opbrengstbossen, die de houthonger van de economie moeten stillen. De bossen zijn voor het grootste deel in privéhanden en worden vaak gezien als opbrengsteigendommen. Bomen worden geoogst, zoals boeren graan oogsten. Heel weinig mensen bekommeren zich om de gezondheid van de bodem, de biodiversiteit, de ecologische kant van de zaak. Een boom brengt goed op, en dat is waarom mensen die massaal planten.’
Deze naaldbomen zijn makkelijker te beheren: ze groeien recht en hebben -in tegenstelling tot loofbomen- weinig takken en nooit grillige vormen. Ze groeien sneller, dus er kan sneller overgegaan worden tot de “oogst”.
De Morvan is een geïsoleerde streek in de Franse regio Bourgogne-Franche Comté. Toen die tijdens de jaren vijftig van de vorige eeuw ontvolkte werden op de heuvels plantages van naaldbomen aangelegd. Het resultaat is een -nog steeds uitbreidende- monocultuur van naaldbomen.
De daarbij horende intensieve manier van bosbouw doen laat sporen na. De gronden op deze percelen zijn verzuurd, de bodem kapot gemaakt door de zware machines en de industriële manier van zagen en vellen.
Hier en daar zie je percelen die volledig zijn kaalgekapt – een coupe rasé heet dat – en die de aanblik bieden van een slagveld. Wat niet is afgevoerd op de vrachtwagens ligt er platgereden en verscheurd bij. Het bodemherstel zal jaren duren.
Omdat de bomen steeds jonger worden gekapt daalt ook nog eens de kwaliteit van het hout. Een Douglasspar zou idealiter 70 jaar moeten worden, vaak kapt men nu de bomen op hun 40ste. De vrije markt maakt ongeduldig.
In de Morvan maakt men zich zorgen over de impact van dit soort bosbouw – soms ook wel het Morvanmodel genoemd – en wordt openlijk er openlijk tegen geprotesteerd, niet in het minst door de nieuwe bevolking. Want al jarenlang is er op het Franse platteland een immigratie bezig van zgn. neorurale stedelingen die de plattelandsbevolking diverser maakt. Die nieuwelingen krijgen een beter zicht op hoe de bosbouw is georganiseerd.
De neoruraux eisen een actieve rol op in het debat over de functie en waarde van het platteland dat ze steeds meer als hun plaats beschouwen. Zo groeit de roep om een ander soort bosbouw. Hun aanwezigheid zorgt er voor dat thema’s, die vroeger nauwelijks onder de aandacht kwamen, gepolitiseerd geraken.
De nieuwe, neorurale bevolking bepaalt zo voor een stuk mee de duurzaamheidsagenda. Een jaar geleden verzamelden meer dan 500 manifestanten op een kaalgeslagen perceel om er een andere, meer duurzame bosbouw te eisen. Dat is in deze dunbevolkte streek een massa volk. In juni plakten actievoerders in drie steden nog affiches die de coupes rases aan de kaak stellen.
In de streek ontstaat ook een tegenbeweging van boseigenaren die bossen op een duurzamere manier wil ontginnen. Le Chat sauvage bijvoorbeeld, een groupement forestier, koopt percelen aan en beheert die volgens de principes van Prosylva. Dat is een Europese vereniging die bosbeheer op een natuurlijke manier bepleit, ‘een andere, zachtere manier van bosbeheer, waarbij economische, ecologische en sociale aspecten niet alleen verenigbaar zijn, maar ook nauw met elkaar verbonden zijn en elkaar aanvullen’.
Bomen zijn traaggroeiers, de klimaatverandering gaat te snel voor hen.
Deze beweging voor een ecologisch bosbeheer wordt breed gesteund door de nieuwe inwijkelingen ter plaatse, die ook te mobiliseren zijn tijdens publieke acties die op deze problematiek de aandacht vestigen. Voor de instroom van de nieuwe bewoners werd daar niet te veel over gerept.
Zelfs binnen de ONF, de Franse nationale instantie die instaat voor het bosbeheer, groeit de weerstand tegen de malforestation, onkundig bosbeheer, onder de werknemers. Want niet alleen in de Morvan is er gemor.
In de Creuse, op het plateau de Millevaches, worden de borden die de grens van het Parc aanduiden, steevast overschilderd door militanten: ‘Bienvenue au Parc industriel Régional’ staat overal te lezen.
Een vijandig klimaat
Bomen hebben een hoofdrol te spelen in de oplossing van onze klimaatproblemen. Ze capteren niet alleen de koolstof die wij de lucht injagen, maar kunnen de biodiversiteit in standhouden en verbeteren, kunnen cement en andere koolstofintensieve (bouw)materialen vervangen, en zijn een bron van hernieuwbare energie. Tegelijk worden veel bomen door die klimaatswijziging ook hard getroffen.
In Frankrijk zijn grote delen van de bossen in de streken die tot voor kort gemiddeld vochtiger en kouder waren bedreigd. Ze sterven staande aan een vorm van luchtembolie of cavitatie, omdat hun bladeren te snel het water verdampen dat in de sapkanalen stroomt. De bomen zijn niet meer opgewassen tegen deze klimatologische omstandigheden, eigenlijk zouden er op veel plaatsen andere bomen moeten worden aangeplant.
Maar bomen zijn traaggroeiers, de klimaatverandering gaat te snel voor hen.
Sinds 2011 loopt al een project, Giono, dat bomen uit het drogere, hetere zuiden van Frankrijk introduceert in de noordelijke wouden om de aanpassing aan de klimaatswijziging een handje te helpen. Dit experiment kan een indicatie geven van welk soort bomen bestand zijn tegen de nieuwe weerpatronen. Maar de vraag blijft of dit snel genoeg nieuwe bossen oplevert. Bomen planten doe je in principe voor de volgende generatie. De schade die nu wordt opgelopen bedreigt de bossen op veel kortere termijn.
Voor de industriële bosbouw zou de grootste vijand wel eens een insect van 3 millimeter kunnen zijn. De helft van de Franse fijnsparren in het oosten van Frankrijk zijn ernstig ziek. Ik passeerde hele percelen dode sparren, die allemaal zo snel mogelijk moeten omgelegd worden om verdere verspreiding van de ziekte te voorkomen.
De letterzetter, scolyte typographe, profiteert van de droogte en de klimaatopwarming om massaal de bomen te koloniseren en de sapkanaaltjes door te knabbelen. Duizenden bomen moeten noodgedwongen gekapt om te verhinderen dat de epidemie uitbreidt. Maar dat lijkt een verloren zaak. Het weer zal droger en vooral warmer blijven de komende decennia.
‘Een bos planten, is lokaal een effectieve manier om te strijden tegen droogte. En tegen klimaatopwarming. Enfin, het is een druppeltje voor het klimaat, dat weet ik wel, maar toch.’
De fijnspar is een uitstervend ras. De hoogdagen van deze naaldbomen in de Franse wingewesten lijkt dan ook voorbij. Al blijven douglassparren (voorlopig) gespaard van dit insect. De inwoners vrezen dat die nu de plaats gaan innemen van de gekapte fijnsparren. Het risico dat deze relatief nieuwe naaldboom vroeg of laat ook ziekmakende parasieten aantrekt blijft reëel. En dan is een bos dat uit één soort is opgetrokken ten dode opgeschreven. Misschien leert de letterzetter wel dat een verandering in de bosbouwpraktijken aangewezen is.
De grootschalige bosbouw wordt dus langs twee kanten belaagd. Natuurfenomenen dwingen de sector tot een andere aanpak en anderzijds groeit het protest uit de maatschappij tegen de grote monoculturen. Bossen zijn meer dan wingewesten. Of anders gezegd: wat ze kunnen opleveren, is veel meer dan hout alleen.
Als bos echt een rol moet gaan spelen in de strijd tegen klimaatveradering kan niemand tevreden zijn met het feit dat er meer beboste oppervlakte is, maar zullen die bossen ook beter moeten beheerd worden. Het gaat niet enkel om het planten van nieuwe bomen maar om het herstel van het delicate ecologische evenwicht van wouden op een manier die rekening houdt met de klimaatrealiteit. En als we van een echt herstel werk willen maken dan zullen hagen daarin ook een rol moeten spelen.
De man die bomen zal planten
‘Of bomen planten niet de taak is van onze overheden?’, probeer ik.
‘De overheid plant misschien ook bossen aan, dat weet ik niet. In elk geval is het hoog tijd dat de overheid ernstig in actie komt en klimaatmaatregelen voorstelt en uitvoert, positieve daden. Maar intussen kun je alvast zelf ook iets doen.’
Patrick verhuisde met zijn gezin nog maar enkele maanden geleden naar deze streek, de Allier. Ze woonden tot dan in de Gard, waar de hitte in de zomer steeds slopender werd. Klimaatvluchtelingen in eigen land. Maar ook hier is het vrij droog.
‘De milieuproblemen die we nu kennen worden door veel mensen gezien als iets waartegen je als enkeling niets kunt beginnen. Maar bomen planten, is iets wat ik wel degelijk kan doen als individu’, zegt Patrick. ‘Een bos planten, is lokaal een effectieve manier om te strijden tegen droogte. En tegen klimaatopwarming. Enfin, het is een druppeltje voor het klimaat, dat weet ik wel, maar toch.’
‘Weilanden zijn mooi, maar een stuk bos zal gelijk andere dieren aantrekken, meer rijkdom dus. Gisteren zag ik voor het eerst een boommarter in een hazelaar naast de weide die we gaan bebossen. Een leuke aanmoediging is dat!’
Rondom de boerderij van Patrick en Mientje liggen enkele weiden die ze in bos willen veranderen. Patrick neemt me mee naar een perceel waarop de eerste bomen al geplant zijn. ‘Een mooie mengeling loofbomen wordt het. Een stichting uit de buurt “association 3B” adviseert ons over de keuze van de boomsoorten.’
‘We kozen ook bloeiende bomen voor de bijen…met gespreide bloei: twee soorten linde, kastanje, notelaar, drie verschillende eiken (waaronder de steeneik die eigenlijk niet van deze streek is maar goed tegen de droogte kan), haagbeuk, boskers, lijsterbes, es krentenboompje, cornoelje, .. een mooie mengeling dus. Er komt al het een en ander vanzelf, vooral eikjes, meidoorn en sleedoorn, die laten we natuurlijk staan.’
‘Natuurlijk gaan we de wereld niet redden met deze 1 ha. Het is een stapje dat we nu zetten en elke dag leef ik met de vraag : wat kunnen we meer doen?’
Hij weet dus ook wel dat die ene hectare niet het grote verschil gaat maken, maar er bestaat ook nog zoiets als een bekommernis om het ecosysteem Aarde waar wij deel van uitmaken. Dat systeem is al grondig verknoeid door menselijk ingrijpen, dus een kleinschalige rechtzetting van zoveel gedragsgestoordheid is legitiem. De grond is er, en de bomen worden aangekocht door Cycling for trees, een kleine organisatie van natuurliefhebbers in België.
In de loop der jaren slaagde Elzéard Bouffier er in om een ontboste vallei, ergens in de Provence, vol te planten met eiken en beuken.
Het voluntarisme is treffend en het enthousiasme aanstekelijk. Op de wei toont Patrick me waar de bomen zullen groeien. Ik moet denken aan “De man die bomen plantte” uit het gelijknamige boek van Jean Giono. Daarin begint een man, Elzéard Bouffier, omdat hij niks beters te doen had, op een dag met het planten van bomen rondom zijn huis. Niemand heeft hem daarom gevraagd, zijn daad is zelfs clandestien.
In de loop der jaren slaagde hij er zo in om de hele ontboste vallei, ergens in de Provence, vol te planten met eiken en beuken. Het leven keert er terug, het ecosysteem herstelt zich. Het – fictieve – verhaal van Elzéard Bouffier spreekt aan omdat het suggereert dat je met een persoonlijke actie een tastbaar – ecologisch – verschil kan maken. Dat zouden we makkelijk als naïef of wereldvreemd kunnen wegzetten. Maar zelfs als dat zo is, is het ook een zeer concrete daad met grote gevolgen. Zeker vanuit het standpunt van bomen. Over veertig, vijftig jaar zal er een bos staan.
Ik merk op dat hier nog hagen staan. ‘In deze streek, de Allier, valt de debocagisation nog mee’, vindt Patrick. Tussen de weiden in dit departement vind je nog kilometers hagen. Maar dat is onder meer het resultaat van het beschermende en sensibiliserende werk van de organisatie 3B.
En ook van het feit dat deze landschapselementen wettelijk geklasseerd en beschermd kunnen worden door lokale overheden. En dat is nodig, want anders verdwijnen ze ook hier gestaag. Behoud begint bij bescherming en bij bewustzijn over de nood aan -en het nut van- hagen. “En dan zie je ook de schoonheid er van in. De bocages zijn een soort levensaders. Dat is toch prachtig?”, zegt Patrick. Maar ze moeten beschermd worden.
De waarde van weerloosheid
Het is bemoedigend om te zien dat zich een bonte coalitie heeft gevormd die het opneemt voor boom en struik op het platteland. Door al deze acties wordt het minder makkelijk om te doen alsof alles goed gaat met de Franse bossen. En het is relevant dat mensen erop wijzen dat er een crisis in de wingewesten woedt.
Er is een fameuse dichtregel die poneert: Alles van waarde is weerloos. Bomen zijn weerloos, en in deze wereld is dat een ongelukkige eigenschap. Het gedicht vervolgt, over het weerloze: wordt van aanraakbaarheid rijk.
Die rijkdom is voor de boom het simpele feit dat ze kan blijven bestaan, in al haar weerloosheid. Met als genereus gevolg dat we de klimaatellende verzacht zien, en onze lamentabele biodiversiteit verhoogd. Het kan. En het zal moeten. Zonder bomen zijn we weerloos.
Dit artikel maakt deel uit van het journalistieke reisproject ‘Intussen in de buitengebieden’, dat steun ontving van het Fonds Pascal Decroos voor Bijzondere Journalistiek. Tussen twee coronagolven door fietste Tom Ysewijn over het Franse platteland, om van de bewoners te weten te komen hoe zij het leven en hun toekomst zien.