Ventilus: de technologische aspecten

In dit artikel maak ik een persoonlijke evaluatie van de technologische aspecten van het Ventilus hoogspanningsproject in West-Vlaanderen.

Ventilus: de technologische aspecten
Photo by Ernest Brillo / Unsplash

Woord vooraf

In dit artikel maak ik een persoonlijke evaluatie van de technologische aspecten van het Ventilus hoogspanningsproject in West-Vlaanderen. De reden voor dit artikel is het beantwoorden van vaak terugkerende vragen door personen die niet zo bekend zijn met het dossier.

Voor officiële informatie gelden enkel de websites www.ventilus.be en www.ventilusintendant.be, waar u ook een heldere videopresentatie van het technologische dossier door prof. Dirk Van Hertem kan volgen.

Ik bespreek enkel de technologische aspecten vanuit een neutrale achtergrond als onderzoeker. Ik maak geen keuze voor een bepaalde technologie, noch voor een bepaald tracé. Ik zal ook geen op- of aanmerkingen pro of contra een bepaalde technologie of tracé behandelen.

Wat is Ventilus?

Ventilus is een infrastructuurproject van transportnetbeheerder Elia om de kustregio, en specifiek de regio rond Zeebrugge, te integreren in het Belgische en Europese elektriciteitsnet. Dit moet...

  • de stabiliteit van het elektriciteitsnet in de regio, van België en van Europa verhogen;
  • er voor zorgen dat de energie van de huidige en toekomstige offshore windparken veilig aan land kan gebracht worden;
  • en dat de huidige en toekomstige elektrische verbindingen met andere landen, die onze elektriciteitsprijs gunstig beïnvloeden, gerealiseerd kunnen worden.

Ventilus bestaat uit een hoogspanningsverbinding die 2x3GW aan elektrisch vermogen moet kunnen transporteren tussen Zeebrugge en het hoogspanningsstation van Avelgem, een belangrijk knooppunt in het Belgische elektriciteitsnet, in het uiterste zuiden van West-Vlaanderen. In Avelgem maakt Ventilus verbinding met de Frans-Belgische interconnector, en met het zusterproject Boucle du Hainaut (“Henegouwse Lus”). Deze laatste is een gelijkaardig project dat de verbinding tussen Avelgem en het knooppunt te Courcelles, net boven Charleroi moet realiseren.

Het hoofdtracé van Ventilus, en de verschillende aanlandingszones voor de offshore windparken.

Omdat er vanuit Zeebrugge reeds een aftakking van het hoogspanningsnet naar Zedelgem ligt, en vanuit Avelgem reeds een aftakking naar Izegem, is de afstand waar nieuwe hoogspanningslijnen moeten komen beperkt tot een twintigtal kilometers. Alhoewel het definitieve traject nog niet vastligt, zal het over het grootste stuk parallel lopen met de E403 tussen Oostkamp en Roeselare.

Waarom is Ventilus nodig?

De hoofdreden van Ventilus is het garanderen van de stabiliteit van het elektriciteitsnet, en dit zowel in de kustregio, in België als in Europa. Met het stijgend belang van offshore windenergie en interconnecties met andere landen via de Noordzee wordt dit een zeer belangrijk gegeven.

Op dit moment wordt de kustregio bevoorraad via de Stevin lijn, een hoogspanningslijn die vanaf Zeebrugge over Eeklo tot aan het knooppunt Horta in Lievegem loopt. Horta is onderdeel van de ruggengraat van het Belgische en Europese elektriciteitsnetwerk dat Frankrijk, via Avelgem, verbindt met onder andere onze kerncentrales in Doel, met Nederland en, via Nederland, met Duitsland. Beschouw het een beetje als de elektrische E40.

Stevin kan, net zoals voor Ventilus de bedoeling is, 2x3GW aan elektrisch vermogen transporteren. Dit wil zeggen dat aan de hoogspanningsmasten, of pylonen, twee parallelle draadstellen hangen die elk 3GW vermogen kunnen transporteren.

Als beide draadstellen volledig in gebruik zouden zijn, kan Stevin dus theoretisch 6GW transporteren, wat meer dan voldoende lijkt om de beoogde 4,5GW aan offshore windparken aan het Belgische net in te koppelen, en zelfs nog ruimte laat voor interconnectie met andere landen.

Het probleem is dat Stevin 6GW vermogen niet veilig kan transporteren. De Europese netregels schrijven voor dat een hoogspanningslijn in een zogenaamde N-1 (lees: n min één) situatie moet kunnen werken. Een N-1 situatie betekent dat één draadstel onbeschikbaar is. Deze onbeschikbaarheid kan veroorzaakt worden door onderhoud van een draadstel, of door een ongepland incident. Het vermogen dat Stevin veilig kan transporteren is dus eigenlijk maar 3GW. Daarom spreken we steeds over 2x3GW. De eerste 3GW is de transportcapaciteit, de andere 3GW is de storingsreserve. In de praktijk realiseert men die 3GW door elk draadstel tot op 1,5GW te belasten. Indien één draadstel wegvalt kan het andere onmiddellijk tot 3GW overnemen.

Het vermogen dat Stevin veilig kan transporteren is dus beperkt tot 3GW, maar er is nog een veiligheidsprobleem. Zoals je op de netkaart ziet, is Stevin op dit moment de enige hoogspanningslijn die naar Zeebrugge loopt. We zeggen wel eens dat Zeebrugge in antenne staat (idem voor Izegem). Dit maakt het kwetsbaar voor een N-2 situatie, waarbij twee draadstellen uitvallen. Wat Stevin betreft is dit niet ondenkbaar. Beide 3GW draadstellen lopen over dezelfde hoogspanningsmasten. Als er dus ooit een pyloonincident gebeurt, waarbij beide draadstellen onbeschikbaar worden, dan valt meteen zowel transportcapaciteit als de storingsreserve weg.

En dat is iets slecht. Iets zéér slecht.

Inlussen

Stel dat een pyloonincident gebeurt op een moment waarbij de reeds bestaande offshore windparken maximaal energie produceren en we ook elektriciteit uit het Verenigd Koninkrijk (via de Nemo kabel, die in Zeebrugge aan land komt) importeren. Dit zou betekenen dat in één klap 3GW energieproductie wegvalt. Dat komt overeen met het vermogen van 4 van onze 7 Belgische kernreactoren.

Het Europese elektriciteitsnet is erop voorzien dat het ten allen tijde het simultaan wegvallen van de twee grootste energieproducerende eenheden kan opvangen. Dit komt overeen met een vermogen van 2 tot 4GW, afhankelijk van het tijdstip van de dag. Als er meer vermogen wegvalt, dan dreigen grote problemen, in het ergste geval zelfs een Europese black-out. De kustregio enkel via Stevin met het binnenland verbinden is dus reeds op dit moment op het randje van risicovol.

Om een blackout en andere serieuze incidenten te voorkomen moeten netbeheerders locaties die in antenne staan inlussen of vermazen in het hoogspanningsnet. Inlussen betekent ervoor zorgen dat er steeds twee aparte lijnen zijn om het vermogen te kunnen transporteren. Bij een pyloonincident op de ene lijn kan het vermogen onmiddellijk via de andere lijn toch nog zijn bestemming bereiken. Dit inlussen van het netwerk is essentieel om de lichten in Europa aan te houden.

De hoofdreden voor Ventilus, en het zusterproject Boucle du Hainaut, is dit inlussen van de kustregio. De pientere lezer heeft dan ook al langer de spitsvondigheid in de naam Venti-lus ontdekt.

Waarover gaat de commotie?

In de gemeentes die het Ventilustraject aandoet is heel wat commotie over het project ontstaan. Waarover gaat dit precies?

Ons hoogspanningsnet bestaat uit zogenaamde luchtlijnen, kabels opgehangen aan grote pylonen die elk 380.000 Volt wisselspanning (380kV AC) vervoeren. Luchtlijnen hebben enkele nadelen. Er is het subjectieve aspect van landschapsvervuiling. Volgens sommigen passen luchtlijnen niet in een landelijk zicht. Er is het aspect van geluidsproductie. Tijdens mistige omstandigheden kunnen luchtlijnen een brommend geluid maken. Ook al lopen ze in dit geval vlak naast een autostrade. Er is uiteindelijk ook het aspect van de magnetische velden die luchtlijnen genereren, en het mogelijke effect op de gezondheid hiervan.

De 400kV Stevinlijn ter hoogte van Eeklo. Bemerk de dubbele draadstellen aan weerszijden van de pylonen (ieder draadstel bestaat uit drie dubbele kabels). Rechts van Stevin bevindt zich de 150 kV lijn Eeklo-Aalter.

Gezondheidseffecten?

De effecten van magnetische velden en andere vormen van niet-ioniserende straling op de mens en natuur zijn reeds vele decennia intensief onderzocht. Bij normale blootstelling is geen causaal biologisch verband met enige gezondheidseffecten gevonden. Dat neemt niet weg dat steeds het voorzichtigheidsprincipe wordt gehanteerd. Zo hebben masten voor mobiele telefonie of wifi-routers een beperking op hun zendvermogen, en ook wat hoogspanningslijnen betreft is er een bepaalde afstand die moet aangehouden worden tot de dichtstbijzijnde permanente bewoning.

Indien er een verband tussen hoogspanningskabels en kinderleukemie zou zijn, zou om de 2 jaar 1 geval van kinderleukemie hier toewijsbaar aan zijn.

Ongeacht het feit dat de wetenschap er voor de rest niet in slaagt een verband tussen hoogspanningslijnen en gezondheidseffecten aan te tonen, is er toch één uitzondering die nog niet uitgeklaard is. Men stelt immers een statistisch relevante correlatie vast tussen een verhoogde kans op kinderleukemie en de nabijheid van hoogspanningskabels aan de woonplaats. Men is er na 30 jaar echter nog steeds niet uit wat nu echt de oorzaak is. Hoogspanningskabels lopen meestal door landelijke gebieden, en vaak langs andere infrastructuurprojecten zoals autosnelwegen. Is het de grotere blootstelling aan pesticides gebruikt in de landbouw? Of fijnstof of geluidstress van de autostrade? Of zijn het toch de magnetische velden?

In België vallen per jaar een 60-tal gevallen van kinderleukemie te betreuren. Indien een causaal verband met hoogspanningslijnen zou bestaan, zou in Vlaanderen om de 2 jaar 1 geval van kinderleukemie toewijsbaar zijn aan de nabijheid van zo’n lijn.

Ons hoogspanningsnet bedraagt op dit moment 5.674 km aan luchtlijnen (alle spanningsniveaus). Ventilus zou hier +/- 20km aan toevoegen. Daarentegen wordt dit ook grotendeels gecompenseerd door het ondergronds brengen van de hoogspanningslijn Oostende-Brugge.

Kan Ventilus ook niet ondergronds?

Een 380kv AC luchtlijn ondergronds leggen kent een aantal uitdagingen. Er is natuurlijk om te beginnen de warmteproductie van een lijn die het vermogen equivalent aan 4 kernreactoren transporteert. In luchtlijnen worden de kabels door de lucht gekoeld, ondergronds zou dus een vorm van geforceerde koeling vereist zijn. De belangrijkste uitdaging is echter die van het reactief vermogen, wat de lengte van het ondergrondse traject beperkt.

Reactief wat?

Het totale elektrische vermogen dat we door een elektrische kabel of lijn trekken noemen we het schijnbaar vermogen. Dit totaal vermogen bestaat uit twee componenten: het nuttige actieve vermogen, en het veel minder nuttige reactieve vermogen. Het actieve vermogen is het vermogen dat onze elektrische toestellen doet werken. Het reactieve vermogen heeft daarentegen maar heel weinig toepassingen, en zijn we eigenlijk liever kwijt dan rijk. Het neemt immers vooral plaats in op de lijn, plaats die anders voor het transport van meer nuttig actief vermogen gebruikt zou kunnen worden.

Vergelijk het met een pint bier. Als je een biertje uitschenkt bestaat je glas voor het grootste gedeelte uit bier, met daarbovenop een schuimkraag. Eigenlijk willen we dat schuim niet, we willen vooral bier. Toch moet ons glas groot genoeg zijn om zowel het bier als het schuim te kunnen bevatten.

De power factor of cosinus phi bepaalt de verhouding tussen het totale schijnbare vermogen en het nuttige actief vermogen. Als de power factor 1 bedraagt, dan is al het vermogen dat over de lijn wordt getransporteerd nuttig actief vermogen.

Reactief vermogen wordt “verbruikt” door spoelen, of door toestellen die zich inductief gedragen. Het wordt “geproduceerd” door condensators, of door toestellen die zich capacitief gedragen. De wat oudere, of technisch meer ervaren lezer, kent de cosinus phi vast wel van toestellen met een elektromotor, zoals een pomp of een hogedrukspuit, waar de cosinus phi typisch rond de 0,8 ligt. Dit betekent dat 20% van het totale vermogen dat het toestel uit het net opneemt reactief vermogen bedraagt.

Die 0,8 is een limiet die de netregels opleggen. Als het toestel een lagere cosinus phi heeft moet de fabrikant een condensator in het toestel plaatsen, die dan ter plaatse het reactief vermogen voor de motor levert.

De reden waarom netbeheerders liever niet al te veel reactief vermogen door hun lijnen zien gaan is niet alleen omdat het nuttig actief vermogen verdringt. In tegenstelling tot de verwoording hierboven wordt reactief vermogen namelijk niet echt verbruikt of geproduceerd door respectievelijk spoelen en condensators. Het wordt daarentegen continu tussen deze twee elementen uitgewisseld. 50 keer per seconde, synchroon met de netfrequentie, verplaatst het reactief vermogen zich van de condensator naar de spoel en terug. Reactief vermogen wordt daarom ook wel eens pendelvermogen genoemd, gezien het continu heen en weer pendelt. Al dat heen en weer gependel zorgt echter voor extra verliezen in de lijn, die zich uiten in de vorm van warmteproductie.

Waarom is dit een probleem voor een ondergrondse lijn?

Het probleem is dat een ingegraven 380kV AC kabel, in tegenstelling tot een luchtlijn, een gigantische condensator vormt. Het genereert grote hoeveelheden reactief vermogen die het nuttige actief vermogen verdringen. Hoe langer de kabel, hoe groter het aandeel reactief vermogen. Na een ondergrondse afstand van meer dan 10km begint het aandeel reactief vermogen in het totale vermogen zo groot te worden dat de kabel nutteloos wordt voor het transporteren van nuttig actief vermogen. De pint bevat nu veel meer schuim dan bier.

Net zoals bij de elektromotor met de slechte cosinus phi kan men het reactief vermogen lokaal compenseren. Hiervoor kan men de ondergrondse lijn in stukken opsplitsen, en ieder segment van een station met shuntreactor voorzien. Nee, dat is geen kernreactor natuurlijk, maar een vorm van transformatorstation waarin grote spoelen (“reactoren”) opgesteld staan. Deze spoelen verbruiken het opgewekte reactieve vermogen, en zorgen ervoor dat het de lijn niet verder kan verzadigen.

Een shuntreactor (zonder geluidswering).

Het nadeel is dat reactorstations ruimte innemen, dat we er veel van nodig hebben (iedere 10 km), en dat ze luid zijn. De spoelen trillen immers op een laagfrequente 50Hz, wat moeilijk af te schermen is, en zetten daarnaast ook hogere stoorfrequenties op de lijn om in geluid. Als het zoemen van een hoogspanningslijn een radio zou zijn, dan is een reactorstation Rock Werchter. Men zou dus iedere 10km zo’n station moeten bouwen, op een plaats waar in de wijde omgeving geen bewoning is. Een weinig realistische optie.

Lagere spanning

Een andere oplossing is het verlagen van de spanning op de lijn. Het condensatoreffect is immers veel kleiner bij lagere spanning. Zo zou men in plaats van 380kV kunnen overstappen op de eerstvolgende lagere standaardspanning, 150kV. Lijnen op deze spanning kunnen zonder al te veel problemen ondergronds worden gebracht.

Het nadeel is echter dat het vermogen dat je door een lijn kan transporteren óók daalt bij lagere spanning. Om 2x3GW op 150kV te transporteren zouden nu niet 2, maar 12 draadstellen nodig zijn. De breedte van de strook grond waarin de kabels ingegraven dienen te worden, en die van bebouwing of begroeiing vrijgehouden dient te worden, zou hierdoor onpraktisch groot worden.

Wat met gelijkspanning?

Ventilus ondergronds brengen is dus praktisch niet mogelijk indien het op wisselstroom gebeurt. Maar wat met gelijkstroom? Herinner je van hierboven hoe het pendelgedrag van reactief vermogen afhangt van de netfrequentie? Bij gelijkstroom is die frequentie nul, en hebben we dus geen last van dit pendelgedrag. Hierdoor kunnen lijnen die gelijkstroom transporteren wél de grond in, ook bij hoge vermogens en spanningen. En gelijkstroom kent geen wisselende magnetische velden, enkel een statisch veld (zoals het aardmagnetisch veld).

Hoogspanningslijnen op gelijkstroom, het zogenaamde High Voltage Direct Current (HVDC) zijn niets nieuws. Ze worden al meer dan 100 jaar gebruikt om grote vermogens efficiënt over lange afstanden te transporteren. Het laatste decennium worden ze ook meer en meer toegepast voor kortere trajecten. Zo heeft Elia de rechtstreekse elektrische verbinding tussen België en Duitsland, ALEGrO genaamd, in gelijkstroom en grotendeels ondergronds uitgevoerd.

De principiële werking van een HVDC lijn is eenvoudig. Aan beide uiteinden van de lijn bevindt zich een omvormerstation dat wisselstroom, wat de standaard vorm van elektriciteit in Europa is, omzet in gelijkstroom. Deze gelijkstroom gaat over de lijn en wordt door het omvormerstation aan de andere kant terug in wisselspanning omgezet. Gezien Ventilus in beide ‘richtingen’ gebruikt kan worden, moeten deze omvormerstations dus bidirectioneel uitgevoerd worden.

Onderzoek bevestigt dat Ventilus in theorie in HVDC uitgevoerd kan worden. En dit zou relatief probleemloos werken zolang Stevin operationeel is. De problemen beginnen pas als Stevin wegvalt.

Stabiliteit en bevoorradingszekerheid

We maken een sprongetje terug naar het begin van dit artikel. Herinner je dat de hoofdbedoeling van Ventilus het kunnen opvangen van het wegvallen van de Stevin lijn is? Indien er een pyloonincident op Stevin zou gebeuren moet Ventilus onmiddellijk al het vermogen dat over Stevin liep kunnen overnemen.

Stel nu de volgende situatie. Ventilus transporteert 2GW vermogen vanuit Frankrijk naar de kustregio. Daar wordt er slechts 1GW verbruikt. Bovendien produceren de huidige offshore windturbines nog eens 2GW extra vermogen. Stevin moet nu 3GW terug landinwaarts transporteren. Dit is een realistisch scenario, want elektriciteit volgt niet noodzakelijk de kortste weg (waardoor elektriciteit vanuit Frankrijk richting Nederland een omweg via Zeebrugge kan maken).

Mocht Stevin nu wegvallen, dan moet de stroomrichting van Ventilus onmiddellijk wijzigen. Het vermogen van de offshore windparken moet nu immers via Ventilus richting het binnenland getransporteerd worden. In plaats van 2GW naar de kust te brengen, moet het nu 1GW naar het binnenland brengen (2GW offshore productie - 1GW lokaal verbruik). Hiervoor dient het bidirectionele omvormerstation ogenblikkelijk omgepoold te worden.

Het is echter niet alleen de richting van het omvormerstation dat dient te veranderen, ook de werkingsmodus moet wijzigen. Een omvormer die gelijkstroom omzet in wisselstroom, zoals bijv. ook de omvormer van zonnepanelen doet, werkt in grid following modus. De omvormer meet de op het wisselspanningsnet aanwezige netfrequentie en injecteert zijn elektrische stroom synchroon hiermee.

Grid following gebeurt uit veiligheidsoverwegingen. Als er geen net aanwezig is, bijv. tijdens onderhoud, dan kan de omvormer ook geen stroom injecteren. Het zorgt er ook voor dat de omvormer het net niet kan overnemen. Als een omvormer van een voldoende groot vermogen zomaar lukraak stroom zou beginnen injecteren, dan zou de frequentie van het net zich beginnen aanpassen aan de omvormer, wat tot een ernstige verstoring van het elektriciteitsnet en de verbonden elektriciteitscentrales zou leiden.

Het is met de huidige technologie niet zeker of Ventilus een vliegensvlugge position switch aankan.

Als Stevin wegvalt, dan valt in de kustregio echter ook het wisselspanningsnet weg. De omvormer van Ventilus moet nu, naast van stroomrichting wijzigen, ook supersnel van grid following naar grid forming overgaan. In deze werkingsmodus genereert de omvormer zijn eigen 50Hz wisselspanningsnet. Dit is nodig om de offshore windparken te blijven laten draaien, en om een blackout in de kustregio te voorkomen.

Het is met de huidige stand van de technologie niet zeker dat een bidirectioneel omvormerstation van zo’n groot vermogen deze vliegensvlugge dubbele position switch wel aankan. Als deze omschakeling ook maar een tiental milliseconden te traag gebeurt, dan gaat het Europese hoogspanningsnet er van uit dat de productie van de offshore windparken is weggevallen en treedt een cascade van veiligheidsmechanismen in werking. Afhankelijk van de hoeveelheid elektriciteit die de windparken aan het produceren waren kan dit tot een black-out leiden.

Probleemgedrag bij afwezigheid van Stevin

Naast problemen met de position switch kunnen er ook onverwachte problemen optreden tijdens de periode waarin een HVDC variant van Ventilus op zijn eentje de kuststreek moet bevoorraden, en tijdens het terug online brengen van Stevin.

Om in grid forming modus een wisselspanningsnet te genereren gebruikt een omvormerstation een complexe algoritmische computersturing. De bedoeling van dit algoritme is om de werking van een echt wisselspanningsnet, zoals normaal gezien Stevin dat in de kustregio zou verzorgen, na te bootsen. Dit betekent dat het in staat moet zijn om alle situaties die zich in een echt net voordoen aan te kunnen. Dit zijn bijv. variaties in verbruik en productie, leveren van reactief vermogen, leveren van kortsluitvermogen etc.

De algoritmes om op deze schaal aan grid forming te doen zijn nog eerder experimenteel. Bovendien geven fabrikanten van omvormerstations geen inzage in de interne werking van hun systemen. Net omdat het state of the art is willen ze niet dat de details ervan op straat komen te liggen. Dit betekent dat de sturing van het omvormerstation een black box blijft.

De offshore windparken gebruiken echter ook omvormers. De frequentie van wisselspanning die de windturbines genereren is immers afhankelijk van de windsnelheid. Daarom wordt hun elektrisch vermogen eerst omgevormd tot gelijkspanning, waarna deze terug wordt omgezet tot een mooie 50Hz wisselspanning. Ook hier vormen de omvormers een black box.

Een HVDC versie van Ventilus en de offshore windparken kunnen elkaar tegenwerken.

Omvormers worden getest bij aanwezigheid van een “echt” 50Hz wisselspanningsnet. De interacties tussen verschillende omvormers van windturbines in een “virtueel” wisselspanningsnet zijn echter onvoorspelbaar en nog niet in kaart gebracht op deze schaal. Afhankelijk van welke stuuralgoritmes gebruikt worden is het mogelijk dat de omvormers in de windturbines het omvormerstation van Ventilus beginnen tegen te werken, of omgekeerd. Hierdoor kunnen er resonanties ontstaan die uiteindelijk resulteren in het uitvallen van de offshore windparken, van Ventilus, of van beide. Het doel van Ventilus, nl. het garanderen van de bevoorradingszekerheid, wordt zo onmogelijk.

Als een HVDC variant van Ventilus het uitvallen van Stevin toch overleeft, doen zich potentieel nog problemen voor wanneer het probleem op de Stevinlijn hersteld is en men deze terug in gebruik wil nemen. Het virtuele wisselspanningsnet dat Ventilus tot dan toe in de kustregio heeft gegenereerd kan na verloop van tijd beginnen afwijken van de rest van het “echte” hoogspanningsnet, zo kan er bijvoorbeeld een zogenaamd faseverschil beginnen optreden. Hierdoor kan de kustregio niet zomaar meer via Stevin rechtstreeks op de rest van het net aangesloten worden. Eerst dient de regio weer gesynchroniseerd te worden, iets wat op deze schaal redelijk ongezien is.

Experimenteel

Het uitvoeren van Ventilus in HVDC kent dus een enorme schare van technische onzekerheden en onvoorspelbare risico’s die het primaire nut van Ventilus, namelijk het garanderen van de bevoorradingszekerheid in de kustregio, in België en in Europa, kunnen dwarsbomen. Dit is de reden waarom Elia dan ook de gekende en betrouwbare standaardoptie van een 380kV AC lijn, zoals die in gans Europa wordt gebruikt, naar voren schuift.

Ventilus uitvoeren in HVDC is als de E403 vervangen door een autotrein. Technisch kan het, maar echt praktisch is het niet.

Het uitvoeren van Ventilus in HVDC komt een beetje overeen met het vervangen van de E403 door een autotrein. In Brugge rijden de wagens de trein op, in Kortrijk kunnen ze er weer af. Technisch kan dit werken en kan het dezelfde doorstroming garanderen. Maar praktisch is het niet. Het creëert veel onzekerheden en risico’s op opstopping.

HVDC is een perfecte oplossing als de hoofdbedoeling is om elektrisch vermogen van punt A naar B te transporteren. Een autotrein van hier tot het zuiden van Frankrijk is bijv. best een goed idee. Maar als de hoofdbedoeling bevoorradingszekerheid is, dan wordt het eerder een groot experiment. Het uitvoeren van zo’n kritiek netelement van dit vermogen in HVDC is iets wat nog nooit ergens anders is uitgevoerd. De HVDC projecten die tot nu toe zijn uitgevoerd vormen eerder redundante lijnen, vooral bedoeld voor economische optimalisatie (bv. het beter aan elkaar koppelen van landen of regio’s). Projecten die ook een bevoorradingszekerheidsfunctie hebben zijn beperkt tot lagere vermogens.

Wat met de kostprijs?

Waar we het nog niet over gehad hebben is de kostprijs. Hoogspanningskabels ondergronds brengen is nl. zeer duur. Het traject boven Brugge waar Stevin kortstondig (6km) ondergronds gaat heeft de kostprijs van die lijn (340 miljoen euro) bijna verdubbeld.

De kostprijs is van weinig belang voor Elia, maar wel voor de Belgische consumenten en industrie. Elia mag immers iedere euro doorrekenen op de elektriciteitsfactuur.

Wat de uitvoering van Ventilus in HVDC betreft moet veel van de benodigde technologie nog onderzocht en geëvalueerd worden. Het aantal producenten van geschikte HVDC technologie is ook veel beperkter dan van de standaard 380kV AC technologie. Het uitvoeren van Ventilus in HVDC zou de kost van het project wellicht in een grootteorde doen stijgen, en de uitvoering er van jaren vertragen.

De reden waarom we de kostprijs tot het laatste hebben bewaard is eigenlijk dat die van weinig belang is. Toch wat Elia betreft. Voor de transportnetbeheerder is de aanleg van het hoogspanningsnet immers een gereguleerde activiteit, en mag het iedere euro die het aan dit project uitgeeft doorrekenen op de elektriciteitsfactuur. Het gaat hier immers over de bevoorradingszekerheid, en dat is iets wat alle Belgen aangaat. De technologische keuze voor Ventilus heeft dus geen financiële impact op Elia, maar wel op de factuur van ieder Belgisch gezin en de Belgische industrie.

Conclusie

Er is op het moment van schrijven nog geen duidelijkheid welk traject Ventilus zal volgen, noch onder welke technologische voorwaarden. Het is aan de Vlaamse regering om duidelijk te scheppen. Er zijn heel wat argumenten pro en contra. Deze tekst beperkt zich tot de technologische aspecten. Daar is het duidelijk dat een ondergrondse uitvoering van Ventilus in HVDC technisch mogelijk is, maar zeer grote onzekerheden en risico’s met zich meebrengt. Men kan netbeheerder Elia hier van een conservatieve houding beschuldigen. Maar aan de andere kant is de bevoorradingszekerheid van ons land ook niets om mee te experimenteren. De beslissing valt binnen dit en twee weken.

Disclosure

Ik heb geen enkele financiële of professionele motivatie om Ventilus in een bepaalde technologie of langs een bepaald tracé uit te voeren.

Ik was in 2020 als onderzoeker aan het Laboratorium voor Elektrische Energietechniek van Universiteit Gent één van de onafhankelijke experts die een review van de verschillende technologische opties uitvoerde, evenwel zonder een voorkeur voor een bepaalde technologie te formuleren.

Ik ben als West-Vlaming afkomstig uit de streek waar Ventilus gerealiseerd zou worden.

Ik heb zelf 25 jaar nabij een hoogspanningslijn gewoond en ben er niet gekker door geworden dan ik al was.

Dit artikel van Joannes Laveyne verscheen eerder op Linkedin. Het origineel vind je hier:

Ventilus: de technologische aspecten
Woord vooraf In dit artikel maak ik een persoonlijke evaluatie van de technologische aspecten van het Ventilus hoogspanningsproject in West-Vlaanderen. De reden voor dit artikel is het beantwoorden van vaak terugkerende vragen door personen die niet zo bekend met het dossier zijn.