Kernenergie is geen alternatief voor hernieuwbare energie

Kernenergie zal een ­kleinere rol spelen in de toekomst, voorspelt Joannes Laveyne. Zelfs voor de rol van aanvullende bron, naast hernieuwbare energie, krijgt ze misschien stevige concurrentie.

Kernenergie is geen alternatief voor hernieuwbare energie
Photo by Mariana Proença / Unsplash

Sommige revoluties gebeuren geruisloos. Vorig jaar haalden voor het eerst zeven Europese landen meer dan 30% van hun elektriciteitsproductie uit zonne- en windenergie. En dat zijn niet alleen landen als het windrijke Denemarken, dat al jaren meer dan de helft van zijn elektriciteitsverbruik met windturbines genereert. Nee, in het lijstje vinden we ook eerder verrassende ­namen terug, zoals het ­Verenigd Koninkrijk of ­Nederland.

Die 30% is bovendien maar een ­begin. Zo willen onze noorder­buren hun aandeel elektriciteit uit zonne­panelen en windturbines tegen 2030 minstens verdubbelen. Tegen dan moeten voor de kust van de ­ provincie Noord-Holland windparken opengaan die jaarlijks bijna evenveel elektriciteit produceren als België ­vorig jaar verbruikte. Andere Europese landen hebben soortgelijke plannen.

Als we uitzoomen naar Europa haalde ons continent afgelopen jaar 22% van zijn elektriciteit uit zon en wind. Het steekt daarmee niet alleen de productie van centrales op steenkool of aardgas voorbij, maar overtreft sinds vorig jaar ook de totale productie uit kernenergie. Op basis van de huidige groeicijfers ziet het ernaar uit dat Europa tegen 2030 45% van zijn totale energiebehoefte (inclusief transport en warmte) uit hernieuw­bare energie kan halen. 69% van onze elektriciteit kan vanaf dan van hernieuwbare oorsprong zijn.

Spectaculaire kostendaling

Hernieuwbare energie is nu de goedkoopste en snelst schaalbare vorm van nieuwe energieproductie. Dat wordt mogelijk gemaakt door de spectaculaire kostendaling ervan. Windenergie werd in tien jaar driemaal goedkoper, zonne-energie liefst ­negen maal.

Die (r)evolutie zet de elektriciteitswereld op z’n kop. Iedere elektrotechnische ingenieur, inclusief onder­getekende, kreeg de historische organisatie van de elektriciteitsproductie aangeleerd. Die ­bestond uit grote centrales die dag en nacht op vol vermogen draaiden, ­zogeheten baseloadcentrales, gecombineerd met flexibele centrales op fossiele brandstoffen en waterkracht om de variaties in het verbruik op te vangen. Hernieuwbare energie zorgde er hoogstens voor dat die fossiele centrales wat minder gas of steenkool moesten verstoken.

De ontembare groei van hernieuwbare energie verdrukt dat concept van baseload steeds meer. Nu al zien we in Nederland dat zelfs op winterdagen hernieuwbare energie tijdens de middaguren een groot deel van de elektriciteitsproductie voor haar rekening neemt. Die goedkope energie dwingt de duurdere centrales in de remmen. Waar baseloadcentrales vroeger de productie dicteerden, is het voor hen steeds meer aanpassen geblazen.

Toch zullen stuurbare, weers­onafhankelijke energiecentrales niet verdwijnen. De productie van baseload mag dan een eindig concept zijn, in de plaats komt ‘residual load’, verbruik dat niet door hernieuwbare bronnen gedekt kan worden. Het waait immers niet altijd, en de zon schijnt niet ’s nachts. Energieopslag in batterijen en ons ­verbruik meer sturen op basis van de beschikbaarheid van hernieuwbare energie, kan dat deels overbruggen. Toch zal dat niet volstaan. Denk maar aan lange periodes van ­bewolking en weinig wind, de dunkel­flautes. Ook in 2050 zullen we nog voor 10 tot 20% van ons elektriciteitsverbruik moeten rekenen op stuur­bare productie.

Flexibel

Welke technologieën die rol moeten vervullen is het onderwerp van academisch en maatschappelijk ­debat. In de wetenschappelijke literatuur worden ze gegroepeerd onder de term ‘firm sources’, maar dat begrip is een zwarte doos. Kernenergie kan zo’n rol opnemen, maar zal moeten concurreren met centrales op basis van hernieuwbare brandstoffen, of met koolstofafvang, diepe geothermie of andere technologieën die nu in de kinderschoenen staan, maar veel potentieel vertonen. We ­weten nog niet hoe de mix eruit zal zien. Slechts twee zaken staan vast: ze zullen netto geen broeikasgassen ­mogen uitstoten, en ze zullen flexibel moeten zijn. De technologieën die dat op de meest economische manier kunnen realiseren, zullen het halen. Er zijn daarom weinig academici die zich willen vast­pinnen op één technologie.

Tegenstelling

Zo open als het academische debat rond energie is, zo gepolariseerd is het maatschappelijke. Dat wordt vaak vernauwd tot een tegenstelling tussen hernieuwbare en kernenergie. Maar kernenergie is geen alternatief voor hernieuwbare energie. Om onze ­industrie en economie veilig te stellen, moeten we op ieder beschikbaar dak zonnepanelen en op ­iedere ­geschikte plek windturbines plaatsen. En snel. Eén, twee of zelfs meer kernreactoren openhouden ontslaat ons niet van die morele plicht. Tenzij we een scenario van minder economische groei en ­innovatie verkiezen.

Er valt wel een zinvol debat te voeren over de rol voor kernenergie, als aanvulling op hernieuwbare energie. Maar dat gaat hoogstens over de vraag of we kernenergie 10% van de toekomstige Europese elektriciteitsproductie zien leveren, of toch 20%? De veel grotere werven blijven de uitbouw van hernieuwbare energie, ons elektriciteitsverbruik flexibeler maken, en producenten en verbruikers over heel Europa beter met elkaar verbinden. De focus van het maatschappelijk debat moet goed liggen. Dat zijn we aan latere generaties verplicht.

Dit opiniestuk van Joannes Laveyne verscheen eerder bij De Standaard (11 maart 2023)