“Jobs, jobs, jobs” en de onverwachte les uit de Vietnamoorlog
Tijdens de Vietnamoorlog stond de V.S. voor een raadsel. Hoe weten we nu of we de oorlog aan het winnen zijn of niet? In het antwoord op die vraag schuilt vijftig jaar later een onverwachte maar belangrijke les.
Tijdens de Vietnamoorlog stonden generaals in het veld en politici in Washington voor een raadsel. Hoe weten we nu of we de oorlog aan het winnen zijn of niet? In tegenstelling tot Wereldoorlog II of de oorlog in Korea, kon men de militaire successen in Vietnam niet uitdrukken in km² veroverd gebied. De oorlog werd gevoerd over het hele land in ware guerrilla-stijl. Missies vertaalden zich in het tijdelijk veroveren van genummerde heuveltoppen of in wekelijkse patrouilles langs kleine dorpjes en door eindeloze rijstvelden.
Het antwoord op de complexe vraag “Are we winning the war?”, werd ultiem gereduceerd tot één getal: de ‘body count’.
Toch had de Amerikaanse legertop een overwinningsstrategie. Dit was het bereiken van het ‘tipping point’, het moment waarop meer troepen gedood werden dan de vijand versterkingen naar het front kon sturen. Big data avant la lettre was de sleutel om te weten of dit kantelpunt bereikt werd of niet. Het resulteerde in eindeloze statistieken die van het front naar het Witte Huis stroomden.
Het antwoord op de complexe vraag “Are we winning the war?”, werd ultiem gereduceerd tot één getal: de ‘body count’. Of een confrontatie met de vijand succesvol was of niet werd afgemeten met de verhouding tussen gesneuvelde troepen en gedode vijanden. Eén gesneuvelde Amerikaanse soldaat in ruil voor 25 tegenstanders werd door de militaire en politieke top gevierd als een gewonnen veldslag.
Kill, kill, kill, …
De obsessie met het tellen van de doden leidde al snel tot een hele reeks schrijnende neveneffecten. Aanvoerders begonnen te goochelen met getallen om hun prestaties op te krikken. Dit begon met het doorgeven van foutieve cijfers, maar leidde in de latere jaren zelfs tot het opzettelijk doden van onschuldige burgers.
Generaals pasten hun strategie aan en gingen soms nutteloze confrontaties aan om zo veel mogelijk slachtoffers te maken.
Generaals pasten hun strategie aan en gingen soms nutteloze confrontaties aan om zo veel mogelijk slachtoffers te maken. Zo werden zelfs ‘Free Kill-zones’ in het leven geroepen.
De pers ging aanvankelijk volop mee in de militaire logica en berichtte positief over veldslagen op basis van het dodenaantal en de zogenaamde “kill:dead ratio”.
Nog even. Nog even doorgaan en we bereiken het ‘tipping point’ en dan is de overwinning binnen handbereik. Dat was de boodschap die Saigon en Washington verkondigden.
Achter de schermen was er echter twijfel. Kennedy, Johnson en Nixon beseften heel goed: “Getting into a war is easy, getting out is the hard part.” Maar ze hadden al zoveel geïnvesteerd, zoveel politiek kapitaal gespendeerd en zoveel opofferingen gevraagd van het volk, dat terugtrekken zonder overwinning een ondenkbaar scenario werd.
Barsten in de militaire logica
Tegen het einde van de jaren 60 begon het Amerikaanse volk meer en meer de goednieuwsshow van de regering en het leger te doorprikken. Het riedeltje van het ‘tipping point’ en het tellen van lijken overtuigde steeds minder en minder burgers. Of één gesneuvelde Amerikaan nu tien, twintig of vijftig Vietcong meenam in de dood, maakte niet uit. Hij was nog steeds dood. Wanneer de pers meer en meer gruwelbeelden van vermoorde vrouwen, kinderen en baby’s begon te publiceren, kantelde het verhaal helemaal. Niemand geloofde nog dat de oorlog te winnen viel, alle statistieken en doctrines ten spijt.
“Meten is weten” moet men gedacht hebben bij de start, maar wanneer je criteria geen rekening houden met factoren zoals de impact op publieke steun, de volharding van de vijand of gevolgen van je criteria, speel je een heel gevaarlijk spel.
Lessen voor vandaag
De Vietnamoorlog ligt inmiddels 50 jaar achter ons, maar de drang om te kunnen meten of we goed of slecht bezig zijn, is nog springlevend. Vandaag tellen we geen doden of ratio’s, maar wel jobs en groei. “Jobs, jobs, jobs” is het equivalent geworden van “kill, kill, kill”. Het economisch beleid wordt erop afgesteld. Politici gebruiken het als maatstaf voor hun succes. Net zoals het ‘tipping point’ de oorlog ging beëindigen, predikt men nu dat economische groei de sleutel is tot een betere wereld.
Net zoals het ‘tipping point’ de oorlog ging beëindigen, predikt men nu dat economische groei de sleutel is tot een betere wereld.
Wanneer we genoeg groeien zal de ongelijkheid verdwijnen en belanden we plotseling in een propere, duurzame wereld. Nog even … nog even doorgaan. We kunnen nu toch niet stoppen … we hebben immers al zoveel geïnvesteerd.
Vandaag realiseren burgers meer en meer dat er net zoals in Vietnam gegoocheld wordt met de cijfers. Zo worden ecologische en sociale kosten niet meegeteld, de betekenis van een ‘job’ uitgehold en definities van werkloosheid, diversiteit, armoede, … worden continu anders ingevuld.
Meer en meer stemmen stellen bovendien, net als toen, niet enkel de accuraatheid van de cijfers in vraag maar ook hun relevantie. De tegenbeweging wordt mondiger, komt op straat, organiseert en verenigt zich, … en eist dat er nieuw verhaal geschreven wordt waarbij mens en planeet wel in balans zijn. Een verhaal waarbij we verder kijken dan de klassieke indicatoren en op zoek gaan naar een nieuw kompas.
De Sustainable Development Goals van de Verenigde naties of de Planetary Boundaries zijn daar mooie voorbeelden van. Ze geven een nieuwe richting aan en zo schrijven we samen aan een verhaal waarvan de rekening wel klopt.
PS. Dit stuk werd o.m. geïnspireerd door de prachtige documentaire-reeks “The Vietnam War” (PBS) en de doughnut-inzichten van Kate Raworth tijdens Ecopolis 2017.