De deeleconomie verdient beter

Net als de regering ben ik voor een fiscaal gunstregime voor de deeleconomie.

De deeleconomie verdient beter
Photo by Annie Spratt / Unsplash

Er is in België eindelijk een fiscale regeling in de maak voor spelers in de deeleconomie. Dat was hoognodig, want zoals zo vaak wordt de overheid gepakt op snelheid wanneer het op innovatieve businessmodellen en technologieën aankomt. Dit leidt al te vaak tot gemiste kansen, maar ook tot opportunistisch misbruik. De deeleconomie is de laatste jaren spijtig genoeg slachtoffer van beide. Laat ik beginnen met het goede nieuws:

Net als de regering ben ik voor een fiscaal gunstregime voor de deeleconomie.

Tot zover het goede nieuws, want de regeling die vandaag voorligt, maakt me boos en droevig. Boos omdat ze fundamenteel onrechtvaardig is. Droevig omdat een prachtig begrip als deeleconomie — onder luid gejuich van een hele rits politici en economen nota bene — volledig uitgehold wordt.

De deeleconomie is fundamenteel ecologisch

Het is vooreerst nodig om de puntjes terug op de i te zetten, omdat de term ‘deeleconomie’ gekaapt wordt door nieuwe profit-organisaties. Daardoor is het debat erover volledig vertroebeld geraakt en de geëngageerde burger dreigt er het slachtoffer van te worden. De deeleconomie is fundamenteel ecologisch. Ze wil vanuit een duurzame visie respectvol omgaan met onze kostbare commons (d.w.z. gemeengoed zoals grondstoffen, natuur, kennis, historisch erfgoed, …). Het delen — als alternatief voor ‘hebben’ — staat symbool voor de onderliggende ambities van deze nieuwe tak van de economie.

Vooraleer we een organisatie bestempelen als deelnemer aan de deeleconomie, moeten we dit aftoetsen aan enkele heldere criteria. Deze zijn zeker niet sluitend of limitatief, maar ze geven wel een goed inzicht in de doelstellingen van de initiatiefnemers.

  • Coöperatief: Is er sprake van een reële samenwerking tussen initiatiefnemer en zij die instappen in het verhaal? Dit betekent niet dat de organisatie per definitie een coöperatie moet zijn, maar wel dat participanten in het verhaal een reële bijdrage kunnen leveren aan de richting en het beleid van de organisatie.
  • Transparant: Hoe transparant is de organisatie? Transparantie vertaalt zich niet alleen naar financiën, maar ook naar data en besluitvorming. Is er een open-data beleid en is er klaarheid door wie en hoe er beslist wordt?
  • Duurzaam: Een terechte bekommernis bij de deeleconomie is het duurzame aspect. Leidt al dat ‘delen’ automatisch tot een duurzamere samenleving? Gaat de organisatie respectvol om met onze commons?
  • Lokaal: Versterkt de organisatie de lokale economie of onttrekt het er net waarde van? Met de wereldwijde democratisering van informatie wordt nu ook de lokale dienstverlening aan ijltempo gemondialiseerd. Een gevolg daarvan is dat ook in die sector meer en meer waarde wegvloeit naar het buitenland. Zorgt de organisatie voor een tegengewicht door de lokale economie robuust en kostenefficiënt te maken?
  • Dupliceerbaar: Een organisatie binnen de deeleconomie streeft niet naar een monopolie-positie. Dat maakt dat het draaiboek van vele initiatieven vaak publiek beschikbaar is en ook vrij gedeeld wordt. De filosofie hierachter is eenvoudig_ hoe meer experimenten er plaatsvinden, hoe meer ervaring en hoe rijker de kennisdeling wordt. Als een marktmonopolie noodzakelijk is voor succes, is het geen deeleconomie.
  • Herverdelend: Wat gebeurt er met de gecreëerde waarde? Een deelorganisatie creëert niet alleen maatschappelijke waarde, maar misschien ook financiële inkomsten. De manier waarop deze worden verdeeld en/of geherinvesteerd is cruciaal.
  • Risicospreidend: Naast het verhaal van de lusten, zijn er ook de lasten. Wie draagt de risico’s? Zijn dit de participanten, de oprichters van de organisatie, de klanten of worden risico’s gedeeld? Binnen de deeleconomie worden de risico’s zo veel mogelijk gespreid zodat niemand slachtoffer wordt van een eventueel verkeerde afloop.

De ‘deelorganisatie’ is fundamenteel anders dan een klassieke profit-organisatie en toch valt het ook niet onder de publieke of huidige non-profit sector. Fiets- en autodeelprojecten, lokale deelkeukens, repair- en makerhubs, … zijn maar enkele voorbeelden. Vaak zijn ze klein, lokaal en decentraal georganiseerd. De initiatiefnemer kan variëren. Soms neemt de overheid het voortouw en een andere keer een buurtvereniging, een gedreven ondernemer of een samenwerking van verschillende partners. De grens tussen organisator en participant/klant vervaagt dan ook wel eens. De ene keer kook je of repareer je iets, de andere keer schuif je aan of leen je zelf iets uit.

Ik spreek binnen de deeleconomie graag over participanten. Dit duidt direct aan dat er nood is aan een nieuwe woordenschat, omdat het rollenpatroon in de deeleconomie fundamenteel verschilt van het klassieke werkgever/werknemer/klant-model. Er is nood aan een wettelijk en fiscaal kader om deze organisaties een overlevingskans te geven. Er wordt momenteel creatief gewerkt met de regelgeving rond vrijwilligersstatuut, maar het is duidelijk dat dit participatief burgerschap verder gaat en ook een economisch element met zich meedraagt. Deelorganisaties zijn dus vragende partij om een fiscaal kader te creëren voor geëngageerde ondernemers en burgers die hun schouders zetten onder dit verhaal.

De strijd om de term ‘deeleconomie’

Dat de deeleconomie iets waardevol op het spoor is, merk je aan het feit dat haar mechanismes ook in andere takken van de economie meer en meer worden overgenomen. Het gevolg is dat er parallel met de opkomst van de deeleconomie tal van nieuwe spelers in de klassieke profit-sector opduiken. Deze nieuwe organisaties krijgen vanuit neoliberale hoek ook de stempel van deeleconomie. Niet omdat ze een ecologische grondslag hebben, maar omdat ze door het gebruik van deelprincipes een oplossing hebben gevonden op een aloude economische uitdaging: het valideren van ‘unused assets’.

De namen zijn je ongetwijfeld bekend: AirBnB, Uber, … Vaak zijn deze bedrijven data-driven, bijzonder disruptief en enorm schaalbaar. Geleid door jonge ondernemers en een wereldwijde naambekendheid zijn ze het toonbeeld van het bedrijf van de toekomst. Ook de manier waarop deze organisaties breken met zowel de klassieke 9-5-arbeidstijden als het werkgever/werknemer-paradigma geniet veel lof binnen neoliberale kringen.

Je moet geen genie zijn om te begrijpen wat er vandaag aan de gang is. Het begrip deeleconomie wordt zonder enig onderscheid gebruikt in de media, door burgers en door politici. Velen doen dit niet moedwillig. Het is dan ook niet evident om alle trends van elkaar te onderscheiden. De Ubers en AirBnB’s voldoen overduidelijk niet aan de eerdere criteria. Zo is er geen sprake van transparantie en onttrekken ze vooral waarde aan de lokale economie. De risico’s zijn onevenredig verdeeld en groei is een must om een marktmonopolie te behalen. Het zijn profit-bedrijven pur sang en toch hebben sommigen er alle baat bij om verwarring te creëren.

Door zich eveneens te profileren als pioniers in de nieuwe ‘Sharing Economy’ vervagen ze de grenzen tussen de ecologische deeleconomie en de klassieke markt. Hiermee positioneren ze zich juridisch in een grijze zone en ontsnappen zo aan de nationale arbeidswetgeving. Bovendien ondermijnen de lokale participanten de markt door zwartwerk. Een onhoudbare situatie waar de overheid dringend een antwoord op moe(s)t bieden. Deze en bovenstaande kritiek is niet nieuw. Zo penden ook Michel Bauwens en Jean Lievens een kritisch opiniestuk in De Morgen.

Nood aan nieuwe economische kaders, of toch niet?

Onder de noemer ‘deeleconomie’ staan er dus twee partijen aan de deur van onze regering. De ene, een lokaal, transparant en participatief deelinitiatief. De andere een gesloten en dominante multinational. Het is sinds kort duidelijk geworden wie er een afspraak kon krijgen.

De nieuwe fiscale regeling die nu voorligt in België maakt me dus droevig en boos. Droevig omdat de lokale deeleconomie in de kou blijft staan, terwijl haar terechte eisen gekaapt werden door anderen. Boos omdat illegale praktijken plotseling geregulariseerd worden met een gunstregime. Onze regering gooit eigenlijk bestaande arbeids- en belastingskaders de prullenbak in door de creatie van een nieuwe, economische speler: de micro-ondernemer. Dat doet pijn omdat iedereen zich blindstaart op de financiële inkomsten voor de Uber-chauffeur, de Menu-Next-Door-kok en de AirBnB-uitbater, maar niemand stilstaat bij de maatschappelijke kost en concurrentiële ‘valsspelerij’.

Tenslotte schaadt het wetsvoorstel ook het imago en de kansen van de authentieke deeleconomie. Het wordt voor lokale initiatieven bijzonder moeilijk om een voet aan de grond te krijgen als de markt gedomineerd wordt door internationale valsspelers. En dat is bijzonder jammer, want het zijn net die geëngageerde burgers en overheden met een hart voor een duurzame buurt en stad, die we hard zullen nodig hebben om onze lokale economie te versterken in de toekomst. Wie dacht dat zij een partner konden vinden bij het huidige beleid, komt nu van een kale reis thuis.